Home | Contact | Links | ||
Bron: a.a.a.p. |
Voor twintig jarenBron: Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, 2e Jrg., nr. 2, 1939 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor [I.]Voor twintig jaren was de wereld vol van het gerucht van wereldrevolutie. Men meende toen, dat in aansluiting aan de Eerste Wereldoorlog, die de catastrofe van het wereldkapitalisme betekende, de revolutie van het proletariaat zou beginnen en doorzetten. Zij is daarna verflauwd en uit het gezicht verdwenen. Nu is de tweede worsteling van de grote imperialistische mogendheden begonnen. En nu gaan de gedachten van vele arbeiders en revolutionairen weer in dezelfde richting en zij vragen: wat zal de nu begonnen oorlog voor de bevrijding van de arbeidersklasse betekenen? En die vraag is niet goed te behandelen als wij niet meteen vragen: waardoor kwam het, dat die schitterende hoop, die twintig jaar geleden opsteeg, zo teleurstellend tot niets werd en zelfs erger onderdrukking ten gevolge had. Zo richten zich onze gedachten weer naar de tijd van voor twintig jaren. Daarbij moeten we ons van één ding goed bewust zijn. De arbeidersklasse is nog pas in opkomst. En de proletarische revolutie moet nog beginnen. De marxistische theorie van de ontwikkeling van de maatschappij heeft er steeds de nadruk op gelegd, dat deze revolutie, de bevrijding van het proletariaat, niet één korte, wonderbare gebeurtenis zou zijn, maar een uitgestrekt tijdperk van op- en neergaande strijd, overwinningen, nederlagen en politieke revoluties in de engere zin van het woord. Wanneer men in de negentiende eeuw dat met één woord noemde, was dat omdat het nog in de toekomst lag, en ook door hetzelfde gezichtsbedrog, waardoor een uitgebreid bergland vanuit de vlakte als één enkele te bestijgen wal verschijnt; later zou wel blijken, aan wie er in kwam, hoe uitgestrekt het zou zijn. Wel kwam het besef, dat in de groot-industriëlen landen als Engeland, Duitsland, Amerika de tijden rijp werden. De industrie vertoonde de hoogste technische volmaaktheid en de arbeiders begonnen reeds zulk een meerderheid te vormen, dat zij tot de aanval ter verovering van de macht konden overgaan. Wat ontbrak, was de geestelijke gesteldheid; naarmate zij door organisatie sterker werden, werden ze conservatiever, steeds meer ongeneigd tot enige revolutionaire actie. Zwaartillende vrienden en burgerlijke vijanden zagen daarin, de een met verdriet, de ander met vreugde, een soort geestelijke natuurwet, dat met het groeien van de macht de drang naar revolutie afneemt – dus het omgekeerde van de aanname aan de andere kant, dat met het groeien van de macht de drang naar revolutie zou toenemen. Zulke formules zijn zonder meer niets waard; men moet tot de oorzaken, de werkende krachten doordringen. Het is duidelijk, dat zolang het kapitalisme in zulke landen aan de massa der arbeiders nog een bestaan kon verschaffen, er geen noodzaak was om het af te schaffen. Revolutie komt alleen uit bittere nood, niet uit redenering over wat beter zou zijn. Waarom kon het kapitalisme dat bestaan verschaffen, of waarom werd dit tenminste verwacht? Omdat het zich voortdurend over de wereld uitbreidde, dus steeds nieuwe markten vond en schiep, was er na elke crisis weer nieuwe welvaart. De vraag is alleen: hoelang kan dat doorgaan? Wat er dus waar is in dit pessimisme is dit: een proletarische revolutie in deze hoogst ontwikkelde kapitalistische landen is niet mogelijk, zolang het kapitalisme zich nog behoorlijk kan uitbreiden. Men heeft vroeger wel eens gedacht over de mogelijkheid van socialisme in één land, of in een paar hoogst ontwikkelde landen. Later werd dat dan, als blijkbaar een waanbeeld, bespot. En toch kon dat het betekenen, dat het technisch onmogelijk zou zijn, of dat het zich politiek niet staande zou kunnen houden. Maar de geestelijke krachten om het te brengen ontbraken in zulk een geval, de revolutionaire gezindheid is niet aanwezig, want er is nog kapitalistische bloei mogelijk. Het kapitalisme is een overgangstoestand in de ontwikkeling van de maatschappij – vanuit de bekrompen gebondenheid van primitief-barbaarse kleine stammetjes tot naar de doelbewuste wetenschappelijk-ontwikkelde gemeenschappelijke productie van de verenigde mensheid. De kracht van het kapitaal doet de oude productievormen uiteen vallen, breidt zijn eigen heerschappij vanuit de eerste centra tot over de gehele aarde uit, lost alle, versteende oude levensvormen op, stuwt de mensen tot mateloze energie aan, wekt tomeloze begeerten, drijft allen tot strijd tegen allen, roeit de oude gedachten uit en schept nieuwe mensen met steeds nieuwe reusachtiger taken en doeleinden. Het bestaat slechts in een voortdurend revolutioneren, in een steeds uitbreiden van zijn gebied, in diepte en in breedte. Slechts door steeds uit te breiden kan het bestaan; zou het stil moeten staan, dan zakte het gehele productieapparaat in elkaar. Het is, om een modern woord te gebruiken, geheel-dynamiek. Alle innerlijke tegenstrijdigheden kunnen dan ook alleen daardoor bestaan, dat zij als iets tijdelijks ontstaan, om steeds weer naar nieuwe ontwikkeling voort te drijven; daarom blijft het in zijn kracht – of liever, verheft het zich na crisis en ineenstorting, steeds weer tot nieuwe kracht – zolang het nog nieuwe mogelijkheden voor uitbreiding vinden kan. En die vond“Ersatz”-industrieën het tot nog toe vrijwel. Maar de aarde is begrensd. En wanneer eenmaal ook de begaafde honderd-miljoenen-volken van Azië omgewoeld zijn en zelf kapitalistische concurrenten worden, dan wordt het voor de oude Europese en Amerikaanse landen van oorsprong (1) steeds moeilijker, hun overmatig productieapparaat in gang te houden. Dan worden hun crises slepender en hun dynamiek verlamt. Dat alles betekent, dat toekomst en lot van de arbeidersklasse hier in West-Europa ten diepste verbonden is met die van de gehele mensheid. Wij kunnen niet alléén naar het communisme; de mensheid moet als één groot geheel tezamen naar dat doel. Natuurlijk niet in één pas en gelid; in verschillende landen met verschillende ontwikkeling zal de strijd ook in zeer verschillende stadia opkomen en elkaar beïnvloeden. Maar zolang het kapitalisme zich nog kan uitbreiden, dus nog kan leven en bloeien, is de kracht en de energie en de wil der arbeiders om het omver te werpen nog beperkt. Zoals Marx het indertijd reeds uitdrukte: een productiewijze gaat niet te gronde, vóór het alle in haar besloten mogelijkheden tot ontwikkeling heeft gebracht (2). II.Een tijdlang konden de West-Europese arbeiders in de illusie leven, dat het kapitalisme, door telkens na een crisis te herstellen, hen gemiddeld een vrijwel verzekerd bestaan bood. Maar deze illusie werd verstoord door de felle strijd, die de kapitalisten van verschillende landen met elkaar voeren om de heerschappij over markten en grondstoffen in verre werelddelen. In de eerste wereldoorlog barstte deze strijd los. Nu ondervonden de arbeiders, dat het kapitaal nog meer van hen eist dan alleen hun arbeidskracht om er winst uit te halen; zij zijn helemaal van het kapitaal naar lichaam en ziel. Ze moeten ook hun leven geven en zwaarder lijden op zich nemen; om, ieder voor zijn kapitalistenklasse – onder de naam van vaderland, volk, democratie, recht, stam of wat ook – een aandeel in de wereldbuit te veroveren. Die vier jaren van zulk een ondervinding gingen niet spoorloos aan hen voorbij. En daarna brachten de chaos en de verwoesting van het maatschappelijk productieapparaat en de diepe teleurstelling over de ellende van de vrede, golven van opstandigheid en verzet in alle landen; maar daar Duitsland verslagen was en het meest uitgeput, moest naar alle verwachting dat land voorgaan. Hier trad nu een geheel andere dan de vroegere conservatieve gezindheid op; er kwam een nieuwe geestelijke gesteldheid, moed en durf, energie, nieuwe grote gedachten van vrijheid en strijd, bereidheid tot aanvallende actie tegen het kapitalisme. Wel slechts een begin, maar toch een begin van de revolutie, die naar het communisme leidt. De revolutie van het proletariaat is geheel anders dan die van de bourgeoisie was. Zij heeft niet de grote dramatische effecten; zij gaat in de diepte. Zij bestaat niet in de grote daden van enkele leidende personen, die de massa bezielen; zij is het optreden van de gehele verdrukte massa zelf. Haar weg bestaat niet in bestormingen van Bastilles en terechtstellingen van koningen, maar in het samensmeden van de massa’s tot eenheid van wil, zowel in afweer van de oude geweldmachten als in het moeizaam in handen nemen en organiseren van de productie: dus met veel aarzelingen, proberen en telkens opnieuw beginnen. In de strijd vóór en de uitoefening van haar zelfbeschikking over alle productiekrachten, staking en bedrijfsbezetting, is groter moed en volharding nodig, dan in schitterende militaire daden. Communisme is zelfbevrijding van de arbeidersmassa’s door eenheid. Overal waar zij onderworpenheid, verdeeldheid, leiding van boven, vrees, onverschilligheid, eigenbaat van zich afwerpen, is een begin, een steentje in de opbouw van het communisme. Van te voren zijn de massa’s grotendeels vervuld van burgerlijke gevoelens en opvattingen, gevoed door de tradities uit de vroegere tijd van burgerlijke opkomst. Maar het groeiende inzicht in de nieuwe werkelijkheid, gevoed door praktische mogelijkheden strijd in nieuwe vorm, moet deze steeds meer overwinnen. Een eerste begin was in 1918-1919 te zien. Maar de grootkapitalistische landen vormen slechts een deel van de strijdende wereld. Dat is ook hier van belang. Rondom zijn zij omgeven door minder ver ontwikkelde landen, waar het grondbezit heerst. Onmetelijke vlakten zijn daar bevolkt met boeren, met primitief landbouwbedrijf, uitgeput door en in voortdurende strijd met grootgrondbezitters, feodale heren en vorsten. Het kapitalisme begint daar eerst in te dringen óf als koloniale veroveraars, óf in bondgenootschap met de heren, en maakt de druk op de boeren zwaarder. Indien echter, bijvoorbeeld door oorlogen, de bodem van de geworden verhoudingen omgewoeld wordt, dan komen de boeren in verzet en trachten het grondbezit aan zich te trekken. Tegelijk komt de industrie, op deels als kleinbedrijf, deels in handen van nog meest buitenlands grootkapitaal. Wat deze landen dan beleven kan men hun burgerlijke revolutie noemen, zij het in wat afwijkende vormen van de vroegere revoluties in de Westelijke landen; een opkomen van eigen persoonlijk boerenbezit, overgang naar geldverkeer, ontplooiing van persoonlijke ondernemingsgeest, groei van een centraal staatsbestuur, verdwijning van oude feodale gebondenheid. De wereldoorlog heeft in deze oostelijke landen niet minder revolutionerend gewerkt dan in het westen; hij gaf geweldige stoten, die oude, vermolmde politieke heerschappijen deden ineenstorten en aan de kapitalistische ontwikkeling de weg openden. Overal in Oost-Europa, in Polen, in Hongarije, op de Balkan, werd het oude adellijke grootgrondbezit aangetast en een klasse van kleinere of grotere boeren tot vrije bezitters van de grond gemaakt. Dit waren, naar hun innerlijke aard, burgerlijke revoluties, die het begin van een ontwikkeling van industrie en kapitalisme betekenen; ze zijn dus in diepste wezen verschillend van de proletarische revolutie, die in het Westen juist het einde van deze ontwikkeling betekent. Het diepst ging deze revolutie in Rusland; en daar zij het wereldmachtige tsarisme vernietigde, dat in de 19de eeuw een beheersende mogendheid van Europa en Azië was geweest, moest de uitwerking van deze revolutie op alle omgevende landen enorm zijn. En nu zette de waarheid, dat de gehele wereld reeds zo één is, dat de arbeidersklasse niet in een klein verst ontwikkeld deel alleen het communisme kan verwezenlijken, zich op deze wijze door, dat al deze burgerlijke revoluties de ontwikkeling van een proletarische revolutie in het Westen tot staan brachten. Deze geschiedenis is de geschiedenis van de Derde Internationale. III.Dat dit mogelijk was, lag in de eerste plaats daaraan, dat deze in diepste wezen zo verschillende soorten van revoluties niet onderscheiden, maar aan elkaar gelijk gesteld werden als waren ze hetzelfde; en daarmee ging dadelijk alle ontwakende inzicht in het wezenlijke van een proletarische revolutie verloren. Toch was deze verwarring begrijpelijk. Het ging tegen één en dezelfde vijand, het kapitalisme, het wereldkapitaal, dat de gehele wereld uitbuitte, de Engelse fabrieksarbeiders evengoed als de Russische boeren (door de zware belastingen voor de staatsschulden) en Hindoes in Indië. Zijn vertegenwoordigers, de regeringen, traden overal gelijksoortig op; de Tsaar was de bondgenoot van Engeland en Frankrijk. Dus waren de proletariërs in het Westen, de boeren in het Oosten, de koloniale volken in Azië (dat wil zeggen hun opkomende bourgeoisie) elkaars natuurlijke bondgenoten en moesten nu, na de oorlog, in één groot front tegenover het wereldkapitaal staan. En de leiding in deze strijd viel natuurlijk ten deel aan de eerste sterkste overwinnende macht, die het Tsarisme vernietigd had. De Russische revolutie toonde velerlei kenmerken van vroegere burgerlijke revoluties: het dramatische van de ineenstorting van een eeuwenoud despotisme, het opvlammen van de massa’s tot vrijheid, de toneelwisseling van politici die verschenen en verdwenen, telkens een radicalere klasse naar voren brengend, de spanning van militaire contrarevoluties en burgeroorlogen, steeds, weer bij het hoogste gevaar door de macht van de geestdrift voor de nieuwe ideeën verslagen, en daarna de triomf van de nieuwe orde. Hoezeer de revolutionairen, de Bolsjewiki zelf dit karakter voelden, blijkt daaruit, dat ze zich herhaaldelijk, te voren en ook later, met de Jakobijnen uit de Franse revolutie vergelijken. En daarin voelden de massa van de arbeiders in het Westen, die de tradities van burgerlijke vrijheid vereerden, met hen mee. Maar de Russische revolutie deed meer, dan alleen op de verbeelding van de arbeidersmassa’s van het Westen aanvurend te werken. Zij gaf hen ook inzicht en voorbeeld. Want haar kracht in beslissende ogenblikken was de kracht van de acties van de arbeiders in de hoofdsteden geweest, die in naam van het Marxisme optraden, en die in hun sovjets tevens de bij deze acties passende organisatievorm gebouwd hadden. Daardoor waren de Russische arbeiders, en hun leiders, de bolsjewistische partij, voor de revolutionair willende arbeiders en socialisten in het Westen terecht voorgangers en voorbeeld geworden. Toen een jaar later, door de ineenstorting van Duitsland, een einde aan de oorlog kwam, en op 9 november 1918 het keizerrijk viel, sprak dan ook de oproep tot wereldrevolutie, die van Rusland uitging, gevoel en gedachte van de beste revolutionaire kringen in West-Europa uit. Deze – die zich al sinds enige jaren communisten roemden, om hun tegenstelling tot de met de regeringen bevriende socialisten uit te drukken – waren zo sterk onder de indruk van de gelijksoortige arbeiders strijd met proletarische middelen, in het Westen en in Rusland, dat zij vooreerst over het hoofd zagen, dat Rusland, economisch gesproken, nog pas aan het begin van het kapitalisme stond. De grootindustrieën met sterk geconcentreerde arbeidersmassa in Petersburg en Moskou waren slechts kleine eilandjes in een zee van primitief boerenbedrijf. Maar deze communisten wisten, hoe ook vroeger in burgerlijke revoluties achterlijke provincies, die nog primitief-feodaal waren, toch mee moesten met een omkering, die in wezen door de ontwikkeldste provincies bepaald werd. En zo rekende men erop, dat als de proletarische revolutie in de ontwikkeldste landen tot communisme zou leiden, de economisch achterlijke landen in een versneld tempo van ontwikkeling ten slotte mee zouden moeten. Maar de eerste opstandige beweging in Duitsland werd neergeslagen. Tegenover haar stond de verenigde macht van de sociaaldemocratische partij, waarvan de leiders zonder verzet van de nog onzekere, naar vrede en rust hakende massa’s de regeringsposten bezet hadden, en de oude heersers, bourgeoisie en officieren. De eersten hielden door hun naam en partij-aanzien de massa’s rustig, de anderen organiseerden de gewapende troepen, die de nog zwakke opstandige beweging neersloegen en haar bekwaamste leiders, Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg vermoordden. Door de Russische revolutie was de contrarevolutionaire energie van de bezittende klasse feller door vrees aangewakkerd, dan de revolutionaire energie van de arbeiders door hoop. Al was haar staatkundige organisatie tijdelijk ineengestort en verward, de stoffelijke en geestelijke macht van de bourgeoisie was nog kolossaal. Dit inzicht in de enorme macht van de bourgeoisie is niet in fatalistische zin op te vatten, alsof alle strijd van de arbeiders hopeloos was en gedoemd tot nederlaag. Waren de personen, in wier handen bij de ineenstorting de macht viel, bezield geweest door een krachtige wil om voor het socialisme te strijden, dan hadden zij heel anders gehandeld. Hadden zij de arbeiders opgeroepen zich overal tot gewapende massa’s te organiseren, de bourgeoisie en de officieren te ontwapenen, de fabrieken in beslag te nemen, het grootgrondbezit te onteigenen en daarna alle bezitsloze massa’s op het land tegen de jonkerkaste te verenigen – dan was de ontwikkeling van de revolutie in Duitsland heel anders geweest. Maar deze personen waren de socialistische leiders, die al sinds vele jaren geen hogere wens koesterden, dan een verbeterde burgerlijke maatschappij, waarin de arbeiders formeel gelijke burgerrechten zouden hebben, waarin door parlementsregering zijzelf ministers zouden kunnen worden, en de vakverenigingen erkend en vrij zouden zijn. Nu waren zij, ministers en de vakbonden, door de fabrikanten erkend. Waarvoor dus nu nog meer? Zij vreesden een revolutie niet minder dan de bourgeoisie zelf, met wie zij allang samenwerkten en het diepste wezen eens van zin waren geworden. Zij deden dus hun uiterste best, om de oude orde in de vorm van een parlementsregering te herstellen, en ze lieten zelfs, uit vrees voor hun nieuwe militaire bondgenoten, de macht van het grootgrondbezit, die overal elders wankelde, in leven. Dat betekende niet, dat in Duitsland de proletarische revolutie mislukt was. Slechts de eerste aanval was mislukt, of nog juister: uit de militaire ineenstorting en chaos was niet dadelijk een zegevierende arbeidersmacht te voorschijn gekomen, maar een voorlopig herstel van de burgerlijke macht. Het werkelijke wezen van arbeidersmacht, klaar besef bij de massa’s van de strijd die gaande is, afwerpen van onverschilligheid, revolutionair inzicht, opbouw van eenheid en krachtige wil tot actie, dat alles moest nog komen en groeien; maar dat had ook net zo moeten komen en groeien, wanneer de eerste strijd een overwinning aan de opstandige arbeidersgroepen had gebracht. En er dreigde nog zoveel crises en ellende in de ontredderde, uitgeputte en verarmde maatschappij, dat verdere verzetsbewegingen niet konden uitblijven, in alle landen, in Engeland en Frankrijk zowel als in Duitsland, ontstonden in 1919 revolutionaire groepen onder de arbeiders, die voor de nodige verheldering zorgden, aan hun kameraden de nieuwe wegen en nieuwe vormen van strijd wezen, en een goed bereide, door de economisch-politieke chaos omgewoelde bodem in de massa’s vonden. Zij vormden communistische groepen en partijen, wezen op de Russische revolutie als voorbeeld, en sloten zich bij de Russische Bolsjewiki aan, die zich ook communistische partij noemden. De veldtocht naar de nieuwe wereld kon beginnen. IV.Maar nu bemerkten deze groepen weldra met pijnlijke verwondering, dat vanuit Rusland onder dezelfde naam communisme geheel andere principes verkondigd werden dan de hunne. Zij wezen op de Russische sovjets als voorbeeld voor de nieuwe organen, waardoor de arbeiders hun macht moeten uitoefenen, ook voor de eigen leiding van de productie. Maar ze wisten niet, en hoorden eerst later met verbazing, dat reeds vóór november 1918 in de Russische fabrieken de van boven af benoemde directeuren in hun macht hersteld waren, en dat de politieke macht door de partijorganen werd uitgeoefend. Zij propageerden de dictatuur van het proletariaat als tegenstelling tot de parlementaire democratie; maar door de overgekomen agenten van het bolsjewisme werd uitdrukkelijk verklaard, dat dictatuur van het proletariaat betekende dictatuur van de communistische partij. Zij zagen het als hun hoofdtaak om de arbeiders de rol van de sociaaldemocratie en vakbonden als vijanden en de rol van het parlementarisme en de vakstrijd vooral als afleidingen van de arbeidersrevolutie te laten zien, om zo hun gedachten op het andere wezen van revolutionaire strijd te richten. Maar de vanuit Moskou gepropageerde tactiek was juist de meest actieve deelname aan vakstrijd en verkiezingen. Zij predikten ontwikkeling van zelfstandigheid, eigen initiatief, afwerpen van het geloof in de leiders, zelf doen; vanuit Moskou werd, in steeds toenemende mate, gehoorzaamheid aan de leiders tot het kenmerk van de ware communist verheven. En wat uit Moskou gepropageerd werd, had het grootste gewicht. Al dadelijk door het grote morele gezag van een zegevierende tegenover een mislukte revolutie – zoudt gij wijzer willen zijn dan uw leermeesters? Maar de Russische partij had ook de materiële macht van het geld achter zich. Haar subsidies konden de kosten van een massale propagandaliteratuur betalen, en deze subsidies bezoldigden ook partijsecretarissen, die maar al te gemakkelijk agenten van haar politiek werden. Toen dit alles nog niet genoeg hielp, greep het gezag van Lenin zelf in door zijn brochure over het radicalisme als kinderziekte (3). Bij Lenin ontbrak elk besef, dat de opkomende arbeidersrevolutie in het Westen iets geheel anders was dan de Russische revolutie. Radicalisme, zo was zijn redenering, kon goed zijn voor een kleine, beginnende beweging; maar Rusland was reeds een proletarische macht, die zich enkel nog maar over de wereld behoefde uit te breiden. Daarvoor was niet nieuw eigen inzicht, maar volgzaam aanvaarden nodig. Daarvoor was het nodig, dat de westerse arbeiders door soepelheid van tactiek snel in grote massa als aanhangers en volgelingen gewonnen werden. Zo werd beginnend nieuw inzicht in de voorwaarden voor revolutionaire strijd onder het grootkapitalisme teruggeworpen en verstikt door de morele en materiële macht van het Russische bolsjewisme. En tenslotte moest nog, omdat dit alles nóg niet genoeg hielp, door een sluwe knoeierij van dr. Levi (4) – de meerderheid van de Duitse communisten eerst gesplitst, en toen uitgesloten werden, om aan de Russische tactiek een formele zege (op de partijdag in Heidelberg) te verschaffen. De groepen, die in het Westen aan hun eigen denkbeelden vasthielden, werden overstemd en machteloos gemaakt door het enorme geluid van het door de Russische regering betaalde en gesteunde propaganda-apparaat. De burgerlijke revolutie van het Oosten had de komende arbeidersrevolutie van het Westen in haar kiem verstikt. V.Zo werden de volgende jaren, tot nu toe, een tijdperk van steeds groter machteloosheid van de arbeidersklasse. Wat telkens weer aan fel verzet hier en daar opgroeide, werd opgevangen in de zich noemende communistische internationale en verknoeid in een afwisseling van beginselloos vertoon van felle revolutieleuzen en een even beginselloos gewroet om leidersplaatsen in de vakverenigingen en parlementen. Steeds weer stroomden geestdriftige jongeren, soms ook kiezers-massa’s van miljoenen, door de schijnradicale kritiek tegen het kapitalisme gelokt, naar de communistische partij, meestal om na enige jaren weer ontnuchterd af te vallen. Zo werd politiek de bodem voor het nationaalsocialisme. Tegelijk hield de sociaaldemocratische partij de haar aanhangende arbeidersmassa’s bezig met pogingen tot herstel van hun oude bestaan, door opbouw van de Duitse republiek en van het Duitse kapitalisme – de economische voorbereiding van de dictatuurstaat. En de kleine overgebleven groepen van arbeiderscommunisten, te klein om enige praktische invloed uit te kunnen oefenen, konden niet anders doen, dan in onderlinge discussie en strijd en voortdurende omvorming de voorwaarden voor revolutionaire arbeidersstrijd te bestuderen, dus de beginselen van het communisme verder te ontwikkelen. En zo de lamp brandende te houden, in voorloperswerk voor latere tijden. Nu staan wij weer aan het begin van een oorlog, waarvan wij niet weten of hij tot een wereldoorlog zal uitgroeien, en in welk een mate de wereld verwoest en het Europese en Amerikaanse kapitalisme daardoor geschokt zal worden. Het is dus ook niet te voorspellen in welk een mate hieruit opnieuw een arbeidersrevolutie naar voren zal komen. Wel kunnen wij nu al enige punten van verschil met twintig jaar geleden vaststellen, die bij de beoordeling van wat er gebeuren zal, van belang zijn. Toen, al tientallen van jaren, stond daar de sociaaldemocratie als de grote politieke organisatie van de arbeidersklasse, die naar men meende, de revolutie zou doorvoeren en de nieuwe productiewijze zou organiseren. Daarom verwachtte in 1918 de massa van de Duitse arbeiders, dat de partij (dat wil zeggen de partijleiders, die tegelijk de regering van het land waren geworden) het socialisme zou invoeren; en daarom wilden ze niets weten van de tegen de partij gerichte beweging van de Spartacus-mensen (5). Zulk een illusie is nu niet meer mogelijk. Al wat onder de arbeiders de sociaaldemocratie volgt, is door de propaganda van “het plan van de arbeid” en dergelijke allang ervan bewust, dat de sociaaldemocratie aan de regering op z’n best enige maatregelen tot sanering van het kapitalisme, enig staatstoezicht op banken en staatsbevordering van industrie, enige controle van lonen en werkverschaffing betekent. Dat ligt zó veraf van wat er in arbeiders opgroeit, die tegen het kapitalisme in een verzetsbeweging opstaan, dat het naast de communistische gedachte in het geheel geen rol kan spelen. Rusland heeft als revolutionaire factor afgedaan, iedereen weet, dat de Russische revolutie tot een systeem van staatskapitalisme heeft geleid, waarin een snelle ontwikkeling van grootindustrie en productiekrachten plaats vindt onder leiding van de staatsbureaucratie als nieuwe heersende en uitbuitende klasse. Voor enkele intellectuelen en theoretici mag het een grote vooruitgang betekenen als de anarchie van productie door particuliere speculanten vervangen wordt door geordende centrale organisatie als hogere ontwikkelingsvorm van het kapitalisme. Maar voor de arbeiders kan deze zwaardere druk en uitbuiting niets aanlokkelijks hebben boven de uitbuiting door particuliere kapitalisten. Dus heeft ook de zich noemende “communistische” partij afgedaan als orgaan van arbeidersrevolutie. Dat wil niet zeggen dat ze nog niet eens een rol zal spelen. Wanneer het in de verdere ontwikkeling gebeurt, dat Rusland en de westelijke grootkapitalistische staten in oorlog komen, dan zal Rusland de arbeiders van deze staten oproepen om die strijd tegen het kapitalisme en de bourgeoisie aan te binden. Het hele woordenboek van leuzen over imperialisme, communisme, marxisme, zal weer voor de dag gehaald worden, om de westerse bourgeoisie van binnen uit te bestoken. Wat Engeland probeert en hoopt in Duitsland te doen, de uitgebuite massa’s tegen hun regering uit te spelen zal Rusland proberen en hopen in Engeland te kunnen doen. En de kritiek is natuurlijk terecht. Ongetwijfeld ook zal, als de druk van oorlog, duurte, devaluatie, warengebrek, honger, steeds sterker wordt, overal verzet van de arbeidersklasse tegen de bourgeoisie opkomen. Deze zuivere beginnende klassenbeweging zal Rusland proberen, met de leuze van communisme op de lippen, voor zich trachten uit te buiten, om ze daarmee van haar zuiver standpunt af te brengen. Hoever dat gelukken zal is nu nog niet te overzien. Maar het bewijst, hoe dringend het nodig is om tegenover de propaganda van goedkope gevoelsleuzen een propaganda te plaatsen, die eenvoudig helder inzicht over al het gebeuren verspreidt. En daarbij is het vóór alles nodig, dat in dit stadium van wereldontwikkeling over de grondige en diepe tegenstelling van burgerlijke revolutie en proletarische revolutie volledige klaarheid van inzicht heerst. Redactionele aantekeningen2. “Een maatschappijformatie gaat nooit onder, voordat alle productiekrachten tot ontwikkeling gebracht zijn die zij kan omvatten, en nieuwe, hogere productieverhoudingen treden nooit in de plaats, voordat de materiële bestaansvoorwaarden ervoor in de schoot van de oude maatschappij zelf zijn uitgebroed. Daarom stelt de mensheid zich altijd slechts taken, die zij kan volbrengen.” (Voorwoord tot de Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie , 1859; m.e.w., Bd 13, p. 9). 3. Lenin, De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme , 1920. 4. Zie: Der Weg des Dr. Levi : Der Weg der v.k.p.d., 1921. 5. Uitgevers in 1918 van de Spartakusbriefe. Compiled by Vico, 7 October 2021 |
Overzicht |