Home | Contact | Links | ||
Bron: a.a.a.p. |
Economische “ordening”Bron: Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, nr. 8, 1939 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor “Nationaal belang”We kunnen wel zeggen, dat in alle landen het “vrije” kapitalisme achter de rug is (*). Onder de druk van de crisis, die 1929 inzette, grijpen alle staten, de ene meer, de andere minder, in het bedrijfsleven in. In Rusland, Duitsland en Italië is het zeker wel het sterkst, maar ook de zogenaamde democratische staten laten zich in dat opzicht niet onbetuigd. Voor Holland is de staatsbemoeiing ook heel duidelijk in de crisiswetgeving (contingenteringen, invoerrechten, teeltbeperking, prijzenpolitiek). En ook Frankrijk is al een heel eind op deze weg voortgegaan. De helft van de bevolking leeft daar van de landbouw (graan en wijn) en de Franse boeren hebben zich tot de regering gewend, om hun handelsvrijheid op te heffen, door de vrije prijsvorming te verbieden. De Franse graanprijzen liggen dan ook drie maal zo hoog als de wereldmarktprijzen en de wijnprijzen worden kunstmatig hooggehouden door verplichte destillatie en de verplichting tot het aanleggen van voorraden. Ook de Franse industrie beweegt zich snel in deze baan, hoewel de “ordening” hier meestal niet direct van de staat uitgaat, maar van de industriëlen zelf (in Duitsland werd de organisatie in kartels door de staat verplicht). In de Franse schoenindustrie is de “ordening” het verst ontwikkeld. Sinds twee jaren mag geen nieuwe schoenfabriek opgericht, geen nieuwe schoenwinkel of reparatiewerkplaats geopend worden zonder staatstoestemming. Zelfs mogen schoenfabrieken en reparatiewerkplaatsen geen veranderingen in het bedrijf aanbrengen, die een vermeerdering van de productie ten gevolge hebben, net zo min als bestaande schoenwinkels door andere overgenomen mogen worden. In de schoenenbranche is iedere kapitaalbeweging verhinderd. Wat is nu de eigenlijk drijvende kracht in deze “Ordening”? Waarom gaat de bezittende klasse er zelf toe over, de kapitalistische “vrijheid” aan banden te leggen? Of, sinds we weten, dat het willen van de mensen door hun moeten bepaald is, waarom moeten de kapitalisten tot maatregelen overgaan, die ze vroeger verfoeiden? Onder welk algemeen gezichtspunt moet deze algemene gang naar de staatsbemoeiing gezien worden? De staatsbemoeiing richt zich vooral op de verhindering van een vrije prijsvorming en het geven van voorschriften omtrent de omvang van de productie en de distributie der goederen. Men kan datzelfde ook anders zeggen: de staat belemmert hier, verhindert daar de vrije beweging der kapitalen. De oorzaak daarvan is niet ver te zoeken: de crisis. Vroeger gaven de crisissen geen aanleiding tot zulk een diep ingrijpen van de staat. Wanneer vroeger in een crisis bleek, dat het belegde kapitaal te groot was bij de geldende uitbuitingsgraad van de arbeidende bevolking, dan zorgde het "genezingsproces" er voor, dat het overtollige kapitaal vernietigd werd. Industriële ondernemingen, banken, handelshuizen en boerenbedrijven gingen bankroet en schroefden zo het belegde kapitaal weer omlaag; andere bedrijven wisten zowel hun productie als hun kapitaal te reorganiseren, zodat bij lagere lonen en langere werktijd weer een nieuwe bloeiperiode inzette. Maar dit is in de tegenwoordige tijd niet meer mogelijk. In alle landen is de arbeid gespecialiseerd als nooit te voren. Voor bijvoorbeeld Frankrijk en Nederland worden bij een “vrij spel van de economische krachten” niet enkele bezitters geruïneerd, maar de hele boerenstand wordt praktisch in het bankroet meegesleept, dat is: hele of halve bevolkingen worden onteigend. En voor de industrieën en banken geldt hetzelfde. Juist in deze branches is geweldig veel kapitaal in enkele knooppunten opgehoopt en het bankroet van dergelijke ondernemingen zou een groot deel van de bezittende klasse onteigenen, waarbij de hongerende massa’s overal tot revolten zouden komen. Daarom moet in de tegenwoordige tijd de vrije beweging, zoveel van het geldkapitaal als van het warenkapitaal, verhinderd worden. Het redden der kapitalen is tot “nationaal belang” geworden. Verdeling van de winstenWaarom dit redden van de kapitalen echter de vorm van staatsbemoeiing moet aannemen, blijkt, als we de functie van de vrije kapitaalbeweging in het oog vatten. Zoals we weten vloeien de kapitalen op de grondslag van de vrije prijsvorming naar de productiegebieden, waar de meeste winst te behalen valt. Zodoende ontstaat een aanpassing van de verschillende takken van het bedrijfsleven aan de “marktbehoeften”. Het is de regeling der productie als automatisch proces. Machines, grondstoffen en arbeidskrachten worden zo over de verschillende takken van bedrijf gedistribueerd, zonder dat daar enige organisatie, zij het van particulieren of van de staat, bij te pas komt. En een tweede functie van de vrije beweging van de kapitalen op de grondslag der vrije prijsvorming is de betrekkelijk gelijkmatige verdeling van de meerwaarde, die door de arbeiders wordt voortgebracht, over de bezittende klasse. Het spreekt dus vanzelf, dat een opheffing van de vrije prijsvorming de hele automatische regeling van het bedrijfsleven verstoort. Er moeten dan organen geschapen worden, die de verdeling van productiemiddelen, grondstoffen en arbeidskrachten over de verschillende takken van bedrijf regelen. En ook de verdeling van de meerwaarde over de bezittende klasse moet zich langs “kunstmatige” weg voltrekken. De “ordening” is de uitdrukking van het feit, dat de vrije beweging van de kapitalen onmogelijk geworden is. Met “staatskapitalisme” heeft het dus niets te maken: de staat treedt niet als ondernemer op. Maar de staat moet wel organen vormen tot behoud van de private kapitalen en tot verdeling van de meerwaarde over de bezittende klasse. Dat is het algemene gezichtspunt van de algemene gang naar de staatsbemoeiing. De staat is verplicht, de functies van de vrije kapitaalbeweging over te nemen. Strijd om de ordeningOndertussen heeft deze ordening z’n consequenties. Juist nu blijkt dat deze staatsbemoeiing in het bijzonder tot taak heeft, de door de arbeiders voortgebrachte meerwaarde als winst over de bezittende klasse te verdelen, kan iedereen op z’n vingers aftellen, dat om deze “ordening” een heftige strijd moet ontstaan, zowel onder de kapitalisten als onder de arbeiders. Zo valt de Amerikaanse bourgeoisie uiteen bij de strijd om de New Deal. De kapitalisten van de verbruiksindustrieën en de boeren steunen Roosevelt, de kapitalisten van de zware industrie en de grondstofindustrieën zijn tegen deze “ordening”. Ze noemen Roosevelt een “socialist”, waarschijnlijk, omdat hij een deel van de meerwaarde uit de zware industrie naar de kapitalisten van de verbruiksindustrieën en de boeren overhevelt. En ook hier in Nederland klaagt de industriële bourgeoisie steen en been over de miljoenen, die in de zakken van de boeren worden gepompt. Wel betaalt de industriële bourgeoisie deze miljoenen niet direct, maar de hoge prijzen van de agrarische productie brengen de kosten van het levensonderhoud boven de “normale” hoogte. Daardoor kunnen de lonen niet zo veel dalen, als voor de rentabiliteit van hun eigen kapitalen wel wenselijk zou zijn. Alle kapitalisten willen zo goedkoop mogelijk kopen en daarom zijn ze in het algemeen allemaal voor… vrijhandel, behalve voor… hun eigen tak van bedrijf. Die moet natuurlijk noodzakelijk beschermd worden! MachtspolitiekHet beschermen van de binnenlandse productie door tariefmuren, contingenteringen enzovoort brengt noodzakelijk de “regeling van de productie” door de staat met zich mee. Zowel naar binnen als naar buiten treedt de staat steeds meer als de directe zaakwaarnemer van de kapitaalgroepen op. De concurrentie op de wereldmarkt wordt voor de individuele kapitaalgroepen heel moeilijk, omdat ze nu niet direct meer met andere groepen te maken hebben, maar tegen de hele georganiseerde kapitaalmacht van andere landen moeten optornen. De georganiseerde Duitse kapitaalmacht kan alleen bestreden worden door de georganiseerde Franse, Engelse, Nederlandse enzovoort kapitaalmacht. Daarom moet de “ordening” steeds verder voortgaan en is een terug niet meer mogelijk. De tegenstellingen tussen de private kapitaalgroepen worden tot tegenstellingen tussen staten en statenblokken. De fascistische kapitaalsorganisatie is in alle landen steeds meer de voorwaarde voor machtspolitiek. Het “georganiseerde kapitalisme” sluit daarmee nog grotere gevaren voor de mensheid in zich dan het vrije kapitalisme. In sociaaldemocratische en vakverenigingskringen voert men ook propaganda voor het “georganiseerde kapitalisme”, waartoe ze allerlei “plannen van de arbeid” aan de hand doen: Deze plannen doelen op een vermindering der werkloosheid door het doen uitvoeren van grote werken. Vanuit het gezichtspunt van “georganiseerd kapitalisme” is dat echter kinderlijk gedoe, omdat het niet beantwoordt aan de eisen, die daaraan in de tegenwoordige tijd gesteld worden. Het beantwoordt niet aan de machtsvorming naar buiten, terwijl dit toch de enige voorwaarde voor het behoud der nationale kapitalen is. Waar sociaaldemocraten in de regering komen, zoals in Frankrijk en België, voeren ze dan ook niet hun “plannen van de arbeid” uit, maar werpen ze zich met volle kracht op de nationale verdediging, wat vanuit het “georganiseerde kapitalisme” gezien, volkomen juist is. Voor de arbeiders betekent deze “ordening” een zware druk op hun levenspeil en op de voorwaarden van hun strijd om het arbeidsloon. Eerstens moeten de arbeiders de zware lasten van de bewapening opbrengen, die het georganiseerde kapitalisme nu eenmaal verlangt. Maar tweedens wordt het voor de arbeiders bijna onmogelijk de afzonderlijke ondernemers door stakingen te treffen. De “ordening”, die tevens als doel heeft, een verdeling van de meerwaarde over de bezittende klasse tot stand te brengen volgens de krachtverhoudingen der kapitaalgroepen, maakt de “economische” staking tot iets onzinnigs, tot iets dat uit de tijd is. En zelfs waar de arbeiders bij miljoenen in beweging komen om hun loon te verbeteren (1936 in Frankrijk en België), daar kan de bezittende klasse wel schijnbaar toegeven om revolutionaire bewegingen te voorkomen, maar de “georganiseerde prijzenpolitiek” maakt deze verbetering direct weer ongedaan. Zowel parlementarisme als vakverenigingspolitiek hebben daarom in het “georganiseerde kapitalisme” geen succes meer. De politieke en de economische democratie hebben zowel in de binnenlandse als in de buitenlandse politiek afgedaan. Ze bestaan alleen nog naar de uiterlijke vorm en zelfs dat niet geheel meer. De kapitalistische ordening van het bedrijfsleven voert onder de druk van de concurrerende kapitaalmachten tot de diepste verslaving en verarming der massa's. En onder deze druk blijkt voortdurend sterker, dat de oude arbeidersbeweging een volkomen onbruikbaar wapen in de moderne klassenstrijd is. Zoals het “vrije”, “democratische” kapitalisme ten dode opgeschreven is, zo heeft ook een arbeidersbeweging, die voor het behoud van de burgerlijk-democratische rechtsorde strijdt, geen toekomst voor de arbeiders. Een nieuwe arbeidersbeweging kan alleen rusten op de beginselen van de zelfstandige massabeweging, die zich alleen als politieke machtsstrijd kan ontplooien. Redactionele aantekening*) Het gaat om een centraal geleide of planeconomie , waarbij de staat eigenaar van het kapitaal wordt, dan wel het beschikkingsrecht over het kapitaal heeft, wat weinig verschil maakt. Het gaat om de verstaatsing van de economie, als regel in het raamwerk van het voorbereiden van een oorlogseconomie . In alle geval gaat het om staatskapitalisme omdat de loonarbeid behouden blijft; een argument dat afwezig is bij Stalinisten en Trotskisten, voor wie de loonarbeid een vanzelfsprekendheid is. Compiled by Vico, 13 September 2021 |
Overzicht |