Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives

Pressedienst

Bron: a.a.a.p.


Is Nazi-Duitsland kapitalistisch?


Bron:   Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, nr. 8, 1939 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor Rätekommunismus , met medewerking van de Association Archives Antonie Pannekoek.


De kapitalist als rentetrekker

Een van de beslissende kenmerken van de kapitalistische maatschappij, is het privaat-bezit van de kapitalistische klasse aan productie-middelen. En de meeste van de socialistische schrijvers, die zich met de vraag bezighouden of het tegenwoordige Duitsland kapitalistisch is, stellen het kapitalistisch karakter onvoorwaardelijk vast, door op het niet te ontkennen feit te wijzen, dat het privaat-bezit in Duitsland tot nu toe niet aangetast is.

(De sector van de openbare bedrijven en ondernemingen, iets meer dan 300 in getal, met een aandelen-kapitaal van ongeveer 18 miljard Mark, is ongeveer ééntiende van de gehele industrie en is dus niet groter dan in andere kapitalistische staten.)

Maar daarmee is de vraag niet beantwoord. Want voor ons als Marxisten, is het privaatbezit niet slechts een rechtskundige verhouding tussen een ding en zijn eigenaar, maar dit begrip heeft voor alles ook een materiële inhoud: de vrije beschikking over zijn eigendom. Want wat zou een kapitalist aan de mooiste rechtsaanspraken hebben, als hij zijn bezit aan productiemiddelen niet kan aanwenden, om zich de grootst mogelijke winst te verzekeren? En dat is toch eigenlijk het doel van dit privaatbezit.

Nu is het in het tegenwoordige Duitsland geenszins zo, dat het bezit aan productiemiddelen zijn bezitter geen voordeel brengt. Maar wanneer aan de Duitse kapitalist, door een reeks maatregelen van de staat betreffende grondstoffenvoorziening, buitenlands-handelsmonopolie, prijs- en loonbepalingen, gedwongen kartelvorming, verbod van oprichten of uitbreiden van bedrijven, enzovoort, niet alleen voorgeschreven wordt wát en hoeveel hij produceren mag, maar als bij de bestellingen door de staat, die gemiddeld meer dan de helft en in het bouwbedrijf zelfs meer dan 80% van de totale productie uitmaken, door een gedetailleerde verordening van de Rijkscommissaris voor de prijsvorming van 30 oktober 1938 nauwkeurig wordt vastgesteld, hoeveel en waaraan hij verdienen mag, dan is deze bezitter van de productiemiddelen geen kapitalist meer in de Marxistische zin van het woord, zoals we dat tot nu toe hebben gebruikt. Hij wordt tot een soort rentetrekker, die krachtens de rechtsaanspraken op zijn eigendom en voor zijn administratieve en beherende werkzaamheid, zijn “revenuen” ontvangt, die ook heden nog zeer aanzienlijk zijn.

We willen hiermee geenszins theoretische haarkloverijen of formulerings-kunsten uithalen, omdat het de kapitalisten onverschillig zijn zal, hoe ze aan hun winst komen.

Maar uit onze beschouwing blijkt toch een kentekenende verandering van de functie van de kapitalistische klasse in Duitsland: de private bezitters der productiemiddelen zijn niet langer de beheersers van het bedrijfsleven!

Planmatige productie

Hebben we dus in Duitsland al met een planmatige productie te doen, ofschoon we meenden, dat deze aan het socialisme voorbehouden zou zijn? De “anarchie van de productie”, een ander kenmerk van kapitalistisch bedrijfsleven, was reeds in de fase van het monopoliekapitalisme aanzienlijk beknot. Deze anarchie is in vele sectoren van het Duitse bedrijfsleven bijna niet meer aanwezig, door het verbod van vrije kapitaalbelegging, of door verplichting tot kapitaalbelegging; door verbod van kapitaalemissies, door toezicht op de banken, door controle op de beurs, door deviezen-toewijzingen, gedwongen leningen en belastingdruk.

De organisatie van het bedrijfsleven gaat achter nog veel verder. Zo wordt door het Rijksvoedingsbureau ook het verbruik planmatig gericht (dit omvat alle delen van het bedrijfsleven, die met de voeding van de bevolking te maken hebben). De weg van het graan, van fruit, groenten, aardappelen, melk, vetten. enzovoort, vanaf de producenten tot de verbruikers, tot in bijzonderheden geregeld door leveringsplicht, verplichting tot voorraadvorming, door voorschriften betreffende wat aangebouwd moet worden, door maaldekreten, door prijs- en distributie-regelingen. Maar ook de invoer-verboden, invoerrechten en een groot deel van de namaakproducten (Ersatz), zijn middelen om het verbruik te regelen. Dit neemt reeds zeer dikwijls vormen aan, die overeenkomen met de distributie-regeling in de wereldoorlog (rationering, het kopen op, kaarten en bonnetjes).

Dit toont ons het werkelijke karakter dezer planmatige productie. Ze gaat niet uit van het streven naar een zo groot mogelijke bevrediging der behoeften van alle werkenden binnen het raam van de gegeven technische mogelijkheden, zoals we dat van een socialistische planmatige productie verlangen. Zo is in de eerste plaats een poging, het aanwezige tekort te organiseren en daar bovenuit in de behoeften van alle takken van het bedrijfsleven, die voor de Duitse bewapening werken, te voorzien. Maar zelfs deze pseudo-productieregeling heeft de marktwetten van de kapitalistische productie op grote gebieden buiten werking gesteld en daarmee weer wezenlijke karaktertrekken van het kapitalisme veranderd (vraag en aanbod, automatische regeling van de gemiddelde winst, crisis door overproductie).

Grondbezit

Zeer zeker moet in het oog gehouden worden, dat dit alles nog niet in volle omvang in het Duitse bedrijfsleven is doorgevoerd. Er zijn gebieden, vooral bij de productie van gebruiksgoederen, waar we nog pas de kiem van bovengenoemde verschijnselen zien. Anderzijds echter is niet alleen het industriekapitaal bij deze omvorming betrokken.

Het grondbezit is, – afgezien van de reeds geschetste maatregelen van het Rijks-voedingsbureau – veelal uit kapitalistisch eigendom tot onverkoopbaar, onbeleenbaar, onverpandbaar familiebezit geworden, door de wet op de boerenhoeven (Erbhofgesetz).

Het financiële kapitaal

Maar ook het financiële kapitaal is wezenlijk van karakter veranderd. Alle maatregelen tot het beheersen van de kapitaalbeweging, verbonden met deviezendwang, het inkapselen van de internationale kapitaalmarkt, hebben het zijn vrije beweging ontnomen en daarmee uit een wezenlijk werkingsveld weggedrukt: de speculatie.

Zo krijgt het financiële kapitaal, als bijna enig overgebleven mogelijkheid tot het financieren van de industrie, grotere betekenis (het emissie-verbod voor de industrie sluit de binnenlandse kapitaalmarkt af en de valuta-politiek de buitenlandse).

Maar ook haar werking bij de industrie-financiering voltrekt zich binnen bepaalde grenzen, door het ingrijpen van de Staat ten opzichte van het aanwezige en het nieuwgevormde kapitaal en zijn zeer intensief uitgeoefend beschikkingsrecht, ook tegenover het financiële kapitaal.

De loonarbeider

De vraag naar het wezen van een economische ordening is echter niet te beantwoorden uit een uitsluitende beschouwing der economie.

Voor het kapitalisme als klassenmaatschappij, was en is het wezen en de functie van de arbeiders zowel als die van de kapitalisten beslissend. Is de arbeider in het tegenwoordige Duitsland nog altijd de vrije loonarbeider, die door de vrije verkoop van zijn arbeidskracht op de vrije arbeidsmarkt leeft?

De Duitse arbeider, die tegen een voorgeschreven loon op een hem aangewezen plaats, tegen hem voorgeschreven bepalingen, hard en zwaar moet werken, omdat men hem daartoe dwingen kan en dwingt, heeft bijna niets meer met de loonarbeider gemeen, zelfs niet onder het monopoliekapitalisme.

Hij komt veel meer overeen met de “horige” uit de middeleeuwen, waarvan hij zich alleen in kleine resten van persoonlijke vrijheid onderscheidt (bijvoorbeeld hij kan nog huwen met wie hij wil, – binnen zekere perken – of is nog vrij inzake religieuze overtuiging).

De gevolgen van deze structurele omvorming, die pas in de laatste maanden zo kras doorgevoerd is, kunnen we hier niet nagaan. Dat echter deze nieuwe toestand van de uitgebuite lagen, het karakter van de hele maatschappelijke ordening verandert, schijnt onbestrijdbaar. Daartegenover ligt het steeds verder wegdrukken van de niet-boerse lagen van het kleinburgerdom in de lijn, die het klassieke Marxisme reeds had vastgesteld en die slechts in de laatste tientallen jaren onderbroken was.

Het ligt in de lijn van de concentratie van het kapitaal, en de verproletarisering van aanzienlijke delen van tot nu toe zelfstandigen.

De veranderingen van de kapitalistische klasse hebben we, zover dit binnen het raam van een artikel mogelijk is, reeds aan het begin geschilderd. Ze vormen een directe voortzetting van een ontwikkeling, die reeds in net monopolie-kapitalisme is begonnen, in de richting van een polarisatie, die zich binnen de kapitalistische klasse zélf voordoet. Het is een splitsing in een kleine spits en een betrekkelijk brede laag, die de verbinding van leidende beambten en rentetrekkers als kapitalistische functie heeft (de bedoeling van deze laatste zin is ons niet recht duidelijk –g.i.c.).

Kapitalisten en bureaucratie

Daarnaast is echter een nieuwe sociale laag ontstaan, die steeds machtiger wordt. De nationaalsocialistische bureaucratie is geen bureaucratie van de oude soort, die als parasitaire laag, zekere administratieve functies van de kapitalisten had overgenomen en daarmee ook enige economische en sociale betekenis en een zekere zelfstandige ontwikkeling kreeg.

De nieuwe bureaucratie neemt een geheel nieuwe plaats in bedrijfsleven en maatschappij in, doordat ze de economische en politieke sleutelposities tegelijk beheerst. Ze is daarbij zeer nauw vervlochten met de kapitalistische spits, waarvan we hierboven gesproken hebben. Soms hebben enkele groot-kapitalistische bedrijfsleiders zelf leidende functies binnen de nieuwe bureaucratie overgenomen – soms zijn enige omhooggekomen leiders dezer bureaucratie zelf grootkapitalisten geworden. Deze vervlechting, de rol en de politiek-economische betekenis dezer beide componenten is tot nu toe niet duidelijk ontleed, omdat we onvoldoende kennis hebben van de geheimste gebeurtenissen in de Rijksregering en in de privé-kantoren van enige oude industrie- en financiële magnaten. Maar dat de werkelijke heersersklasse niet de kapitalisten, niet het monopolie-kapitaal, maar ook niet de nazi-bureaucratie is, maar een nieuwe, uit hun vervlechting voortkomende laag, schijnt zeker te zijn, al kunnen we deze laag niet nauwkeurig omschrijven, omdat deze ontwikkeling nog maar betrekkelijk kortgeleden is begonnen.

De nieuwe fase

Wat is dus de hier zeer onvolkomen geschetste, nieuwe economische en maatschappelijke orde van Duitsland? Ondanks alle veranderingen, hoe groot ze ook zijn en hoezeer ze de structuur wezenlijk beïnvloeden, is in Duitsland nog geen enkele kapitalist onteigend (behalve de joden, waarover we hier niet spreken).

De verdeling van de inkomens, als gevolg van de wettelijke bezitsaanspraken van de kapitalisten op de productiemiddelen is slechts gradueel veranderd. De beide, voor het kapitalisme typische klassen, van uitbuiters en uitgebuiten, blijven bestaan, al is de sociale inhoud ook omgevormd en vormt ze zich ook nog verder om.

De winst is ook in deze jongste ontwikkeling de drijvende kracht gebleven, gepaard gaande met en dikwijls overschaduwd door geweld naar binnen en naar buiten.

Het geweld is onder de nationale dekmantel een potentie in dienst van een nieuwe, zich vormende laag, die zich gereed maakt Europa en de hele wereld te veroveren, nadat ze het eigen bedrijfsleven en de eigen nationale maatschappij onder haar juk heeft gebracht.

De nieuwe economische ordening is dus kapitalisme in de breedste betekenis, een van zijn ontwikkelingstrappen, maar een nieuwe ontwikkelingstrap.

Deze eenvoudig met bewapeningseconomie aan te duiden, schijnt ons onvoldoende, omdat de bewapeningsmacht, die het economisch fundament van de nieuwe bedrijfsordening geen voorbijgaande, tijdelijk begrensde verschijning is, bijvoorbeeld in de voorstelling, dat Duitsland na een gewonnen oorlog tot de goede oude kapitalistische orde zou kunnen terugkeren, als dus de bewapeningseconomie haar doel heeft vervuld.

Het geweld, de oorlog en de voortdurend groeiende bewapening is een wezenlijk bestanddeel van de fascistische bedrijfsordening, een deel, dat niet weg te denken is.

Ze heeft dat nodig, zowel tot het onder de duim houden van de mateloos uitgebuite klasse, als tegen de buitenlandse vijand, die heden een democratische staat, maar morgen een fascistische concurrent kan zijn.

Deze nieuwe ontwikkelingsfase is niet anders dan de contrarevolutionaire oplossing van de moeilijkheden van het monopolie-kapitalisme, omdat de revolutionaire pogingen mislukt zijn. Dat ze nieuwe, andere crisishaarden in zich draagt, dat nu reeds de krachten zichtbaar worden die haar ondergang verkondigen, verlangt een afzonderlijke behandeling.

Belangrijk is echter te erkennen, dat er van deze “vooruitgang” van het kapitalisme geen terug meer mogelijk is en dat de antifascistische beweging de blik niet terug mag richten, naar de schone tijden van het democratische liberalisme, maar voorwaarts naar de sociale revolutie.


Uit: Der sozialistischer Kampf (*) van 25 februari 1939 (iets verkort).


Opmerkingen van de G.I.C.

1. Het lijkt ons niet juist, de Duitse kapitalisten in de nieuwe situatie met een soort rentetrekkers te vergelijken. Juist omdat de groot-kapitalisten zelf in de verschillende economische organen van het Derde Rijk zitten, en ook hun functie niet eenvoudig een “administratieve en beherende werkzaamheid” is, is de benaming rentetrekkers zeker niet op z’n plaats.

2. We achten het niet juist; de nieuwe rechtspositie van de Duitse loonarbeider met de naam “horige” aan te duiden. Zeer zeker zijn er overeenkomstige kenmerken. Maar men moet voor een nieuwe situatie geen oud woord gebruiken, waar ook nog allerlei andere kenmerken in samengevat zijn. Het woord “horige” doet terstond denken aan “feodalisme” en zo is men meteen geneigd, het moderne Duitse kapitalisme een soort feodalisme te noemen. We schieten daar niets mee op. Door de nieuwe situatie op een oud woord terug te brengen, bemoeilijkt men een nauwkeurige analyse van de nieuwe samenhang ten zeerste.

3. De schrijver van het artikel behoort tot de zogenaamde “Oostenrijkse Marxisten”, dat is tot de linkse sociaaldemocraten. Dit blijkt wel sterk uit de slotalinea, waar hij spreekt van mislukte revolutionaire pogingen, om de moeilijkheden van het monopolie-kapitaal op te lossen. Ons zijn dergelijke pogingen niet bekend. Verder blijkt het ook uit het hanteren van het slijmerige begrip “antifascistische beweging”, die toch niet anders is dan een samenraapsel van de oude, politiek-corrupte arbeidersbeweging en de even politiek-corrupte burgerlijke partijen. En dat zaakje zou de blik moeten richten naar de sociale revolutie?!


Redaktionele Aantekening

*) Der sozialistischer Kampf, een te Parijs door Oostenrijkse vluchtelingen uitgegeven sociaaldemocratisch tijdschrift.


Compiled by Vico, 13 September 2021


























Overzicht