Home | Contact | Links | ||
Bron: a.a.a.p. |
De Duitse staat als ondernemerBron: Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, nr. 7, 1939 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor Met het oog op de talrijke discussies over de betekenis en de rol van de staat in het economische systeem van het Derde Rijk, is het nuttig, zich rekenschap te geven van de werkzaamheid van de eigenlijke staatsbedrijven. Het statistische Rijksbureau geeft jaarlijks cijfers over het kapitaal en het aantal van de aan de staat behorende bedrijven. Hierbij zijn dan ook gerekend de bedrijven, die voor 75% of meer tot de staat behoren. De tot nu toe gepubliceerde getallen lopen echter slechts tot 1 april 1937. Binnen het raam van dit materiaal zijn dus de staatsbedrijven die volgens het vierjarenplan opgericht zijn, of waaraan nog gebouwd wordt, niet opgenomen. De grote werken als de Göring-Werke of de Volksautofabriek, tellen hierbij dus nog niet mee. Op 1 april 1937 behoorden in totaal 302 bedrijven tot het bezit van het Rijk, met een totaal-kapitaal van 1988 miljoen rijksmark. Tegenover het voorafgaande jaar is dat een vermeerdering van 17 bedrijven en een kapitaal-verhoging van 47 miljoen mark. Daarbij zijn niet meegeteld de spoorwegen met 13 miljard mark en de post met 2½ miljard, die reeds altijd staatsbedrijven waren. Van bedoelde 302 bedrijven hadden 275 de vorm van a.g. of g.m.b.h. met een kapitaal van 1.654 miljoen mark. Dat is 85% van het kapitaal van alle openbare bedrijven. De verandering tegenover het voorafgaande jaar is zeer gering. Op 1 april 1936 waren er 253 staatsbedrijven met een kapitaal van 1.685 miljoen in de vorm van een a.g. of g.m.b.h. Op grond van de publicaties kan men aannemen, dat tot einde 1937 geen grote veranderingen hebben plaats gevonden. Het aandeel van het kapitaal in de staatsbedrijven ten opzichte van het gehele bedrijfsleven is gemakkelijk te berekenen. Eind 1937 bezaten alle a.g. en g.m.b.h., de staatsondernemingen meegerekend, een totaal kapitaal van 23,3 miljard. Het aandeel van de staatsbedrijven bedroeg dus ruim 7%. Als men dus van de spoorwegen en de post afziet, is dus vast te stellen, dat van een “socialisatie” van het bedrijfsleven geen sprake is. De “geestelijke socialisatie”, waarvan onlangs staatssecretaris Brinkman gesproken heeft, doet zich dus niet gelden in het overnemen van bedrijven. Het ingrijpen van de staat gebeurt dus veel meer zo, dat de staat tot “onzichtbaar lid van de bedrijfsleiding” wordt, zoals Deutsche Volkswirt het noemt. De staatsbedrijven waren als volgt over de bedrijfstakken verdeeld:
Als men in het oog houdt, dat tot de “Beteiligungsgesellschaften” bijna het hele kapitaal van de v.i.a.g. (voornamelijk elektriciteitsbedrijf) en van de v.e.b.a.g. (mijnindustrie en ook weer elektriciteit) behoort, dan moet men vaststellen, dat de werkzaamheid van de staat als ondernemer zich voor het grootste deel voltrekt op het terrein van de algemene nutsbedrijven. Ook de oprichting van de Göring-Werke, die het staatskapitaal in de montaanindustrie tot over het miljard brengen, kan aan het algemeen karakter der staatsbedrijven tot nu toe niets wezenlijks veranderen (zie: Freies Deutschland, 12 januari 1939). Compiled by Vico, 12 September 2021 |
|