Home | Contact | Links | ||
Bron: a.a.a.p. |
Duitse pogroms 1938Bron: Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, nr. 4, 1938 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor De Duitse pogrom is niet zoals de berichten van het propaganda-ministerie zeggen, een wraakneming van het Duitse volk op de Duitse joden voor de dood van een diplomaat. Het zijn beproefde kernen uit de Hitlerjeugd, de s.s en s.a.-troepen die de vernieling, verdrijving, mishandeling, terreur en doodslag op bevel van het nationaal-socialistische staatsapparaat uitvoeren. Het is hetzelfde kleine percentage van de bevolking, dat die gehele bevolking uit naam van de almachtige staat onderdrukt. Het zijn troepjes jongelingen, die bijna uitsluitend de bladen lezen van Streicher (*) en zijn bentgenoten, een dagelijkse scholing van dezelfde soort ontvangen in hun kazernes en oefenscholen, en nu speciaal voor dit karwei zijn opgehitst. Onder leiding van de oudere terroristen, die reeds gedurende vijf jaren niets anders doen dan in staatsdienst arbeiders en andere niet geheel gewillige elementen in gevangenissen, concentratiekampen en arbeidsdienst “op te voeden tot goede nationaal-socialistische staatsburgers”. Door de keurtroepen van de n.s.d.a.p., gevormd reeds voor de machtsovername uit boosaardige elementen uit alle bevolkingslagen, speciaal uit de onderwereld, het lompenproletariaat en middenstandskringen. Deze op zichzelf levende troepen, doordrenkt van de nationaal-socialistische leer en levend naar eigen wetten onder strenge partij-militaire discipline, hebben op commando na felle ophitsing, “spontaan de leiding genomen in de wraak van het Duitse volk op de joden”. Bijna tegelijk kwam de staat met decreten die tot doel hebben het gehele joodse kapitaalbezit in staatseigendom te doen overgaan, evenals de onroerende goederen na herstel daarvan op kosten van de joden. Bovendien de verzekeringsgelden aan de staat en de boeten. Verdrijving uit hun maatschappelijke functies van minstens een half miljoen joden en bezetting daarvan door nationaalsocialisten, door partij- en staatsvriendjes. Overbrenging in massa van bruikbare mannen naar concentratie- en arbeidsdienstkampen, als nieuwe exercitie-materiaal voor de sadisten en goedkoop werkvee voor beroerde zware werken, die voorlopig slechts geld kosten, maar toch nodig zijn. Moerassen droogmaken, woeste gronden cultiveren, wegenbouw, kanalisatiewerken, loopgraven maken, schuilkelders aanleggen, versterkingen maken, enzovoort. Een reeks van maatregelen, die ten doel hebben het miljardenbezit uit joodse handen aan de staat te brengen en de onteigenden, tezamen met de joodse niet-bezitters kapot te maken of te gebruiken voor noodzakelijke arbeid in strafkolonies. Zou zo’n actie door het gehele Duitse rijk, na de voor afgaande maatregelen, als registratie van het joodse bezit en belemmering of verbod van beschikking door de Joden erover, spontaan zijn en slechts een haastig georganiseerde wraakneming voor de dood van Von Rath na de aanslag door Grunspan (**)? Natuurlijk niet! Het is slechts het aangrijpen van een goede gelegenheid om nu door te tasten, en een voor het Duitse kapitalistische. bedrijfsleven en speciaal voor de staat noodzakelijke maatregel door te voeren. De werkelijke oorzaken, die na verovering van Oostenrijk, na annexatie van het Sudetengebied, nu het joodse bezit in staatseigendom brengt en later het bezit van andere zwakke kapitalisten zal nationaliseren, ligt in de ontwikkeling van het Duitse bedrijfsleven en de speciale positie die de nationaalsocialistische staat daarin heeft. We zullen dus daar de aandacht op moeten richten, willen we deze nieuwe, zware beproeving van arme en rijke joden in zijn historisch-maatschappelijke noodwendigheid begrijpen kunnen. De oorzakenReeds sinds tientallen van jaren heeft de staat in Duitsland, evenals elders het geval was, maatregelen doorgevoerd en werkzaamheden ondernomen, die een zelfstandige kapitalist of kapitalistengroep niet kon volbrengen. Het staatsapparaat heeft in het belang van de gehele kapitalistische productie, dikwijls tegen particuliere belangen in, het aanleggen van spoorwegen, havenwerken, scheepswerven bevorderd of zelf ondernomen. De staat heeft zijn eigen bank. De staat perfectioneerde en beheert het postbedrijf en later telefoon, telegraaf- en radioverkeer. De overheid trok gas en elektriciteitswerken aan zich evenals het trambedrijf of ondernam deze bedrijven zelf. Zo werd de staat in het liberale kapitalisme reeds de bezitter, geheel of gedeeltelijk van zeer belangrijke en grote bedrijven. Bedrijven, waar het particuliere kapitaal niet kon werken tot algehele bevrediging van de kapitalistische maatschappijbehoeften, of als de onderneming in eens te groot, te riskant of te weinig winstgevend was. De wereldcrisis van 1929 bracht speciaal voor het Duitse kapitalisme grote moeilijkheden. De staat moest vaak bijspringen om ondernemingen voor de ondergang te behoeden, hetgeen het gehele Duitse bedrijfsleven nog meer nadeel zou hebben gebracht. Het doorvreten van de crisis evenwel bracht ondanks de hulp van de staat het gehele Duitse productieapparaat toch in gevaar en ook de politieke heerschappij van de bourgeoisie door middel van het restant van de parlementair-democratische republiek was wankel. De schuldendienst, gevolg van de oorlog en de opbouw na de grote inflatie, wordt stopgezet. Toen dreigde het gevaar dat de buitenlandse schuld eisers de garanties voor die schulden, leningen en rentebetalingen zou opeisen en delen van de Duitse groot-bourgeoisie onteigend zouden worden. Ook de staatsinkomsten dreigden te worden aangewend om de buitenlandse geldschieters te voldoen. In het buitenland heerste onrust, het bedrijfsleven stagneerde, het staatsbankroet dreigde, het buitenland eiste naleving der verplichtingen. Onder deze omstandigheden en door deze, kwam de n.s.d.a.p. in 1933 aan het bewind. De opdrachten lagen klaar. Duitsland werd tot een eenheid georganiseerd. De staat onderdrukte nu geheel de arbeidersbeweging, onteigende het gehele vermogen en alle bezittingen van partijen en vakbeweging. De bewapening werd op grote schaal aangepakt. Het gehele productie-apparaat daarop ingesteld. De handel met het buitenland word staatsmonopolie. Dat alles gebeurde om de rentabiliteitsbasis van het Duitse grootkapitaal weer te herstellen, de buitenlandse druk te kunnen weerstaan en een aanvang te maken met de opbouw van een groot en sterk, imperialistisch Duitsland, dat door het verleden een streep kon halen en op voet van gelijkheid onderhandelen met de machtige vijand. Daarvoor moest de achterstand in bewapening in een reusachtig tempo worden ingehaald. Hetgeen gebeurde. De bedrijven die van de staat steeds grotere opdrachten ontvingen, konden de orders niet meer verwerken. Nieuwe fabrieken moesten worden gebouwd, ouden uitgebreid. De gehele productiemiddelenindustrie werd zoo eveneens in gang gezet, de behoeften aan grondstoffen steeg enorm. De deviezencontrole maakte het de staat mogelijk, zoveel als maar kon de export in te ruilen voor grondstoffen voor de reorganisatie en opbouw van de bewapeningsindustrie. Het inhalen van de achterstand en het opvoeren van de bewapening gebeurde in zo’n tempo en tot zulk een hoogte, dat Duitsland spoedig weer een eersteklas militaire mogendheid werd. Het bedrijfsleven was in al zijn geledingen enorm geactiveerd en grote winsten werden gemaakt. Echter… de moeilijkheden lieten niet op zich wachten! Uit het voorafgaande is duidelijk, dat de nationaal-socialistische staat geweldig gegroeid is: Zijn bemoeiingen en zeggenschap in het gehele bedrijfsleven, zijn kredieten en zijn geweldige opdrachten, maakten het gehele bedrijfsleven afhankelijk van de welstand van het staatsapparaat. Zijn bezittingen groeiden steeds en daarmede en met zijn macht, het enorme apparaat. Er moest een moment in de ontwikkeling komen, dat deze groot-ondernemer, maar ook groot-afnemer, ja, bijna de enige afnemer van de Duitse zware industrie, in financiële moeilijkheden moest geraken. Als afnemer van de Duitse industrieproducten moest hij er voor zorgen, dat de industrie de winsten die ze maakte ook kon aanwenden voor het verzekeren van de regelmatige voortgang, vernieuwing, en uitbouw van het bedrijf. De industrie moest zijn winsten hebben, hoe dan ook. Maar de staat stapelde al de oorlogsproducten op, rustte zijn leger perfect uit, organiseerde zijn verdediging en aanval tegen het buitenlandse kapitaal. Maar zo kon de meerwaarde die in al die producten zit niet aan de particuliere kapitalisten ten goede komen. De staat kon hen die niet geheel betalen. Hij voorzag hen zo goed mogelijk van grondstoffen en schreef verder schuldbrieven uit. De zelfstandige productie van de staat, het onderhoud van het gigantische administratie-, beheer- en onderdrukkingsapparaat eiste steeds groter deel van de meerwaarde der particuliere ondernemers, naast de inkomsten uit eigen bedrijven en de ontzaglijke belastingen. De productie-kringloop moest op deze manier stagneren. In de enorme verdedigingswerken, in de monsterachtige herbewapening ging de meerwaarde van de private kapitalisten van de staat steeds meer verloren. Er moest gehandeld worden, om toch op de een of andere wijze de winst binnen te sleepen. In het binnenland was de boog tot het uiterste gespannen. De uitbuiting opgevoerd, de meerwaarde zo groot mogelijk gemaakt. Deze moest worden omgezet in nieuw kapitaal. Als dat niet kan, dan moet er op andere manier nieuw kapitaal, nieuw materiaal verkregen worden om de voortgang van de productie veilig te stellen. Dat kon niet anders dan buiten de grenzen verkregen worden. Op de zwakste plekken werd systematisch aangestuurd. Oostenrijk kwam aan Duitsland. Dat gaf even verademing. De geldmiddelen vloeiden iets ruimer, de grondstoffenvoorziening iets gemakkelijker. Maar het Oostenrijkse bezit werd nu Duits staatsbezit. Daarna de annexatie van het Sudetengebied. Dit komt wel het geheel bedrijfsleven van het Derde Rijk ten goede, maar de bezittingen daar worden ook staatsbezit. En dat moet ook wel. De Duitse staat moet in de eerste plaats nu voor zichzelf zorgen. Want als hij, de grootste ondernemer, maar tegelijk de behartiger van de gezamenlijke belangen van de Duitse groot-bourgeoisie, de zaak niet meer kan bolwerken, dan vervliegen alle dromen van het 1000-jarige Derde Rijk, van een groot Duitsland, van een machtig imperium. Deze staat moet dus sterk blijven en groeien. Hij moet er naar streven niet afhankelijk te zijn van de particuliere productie en van de belastingen die hij daar op leggen kan. Het reeds door hem beheerde gedeelte van het totale productieapparaat stelt het eerst zijn eisen. Het apparaat heeft zijn enorme kosten. De inkomsten moeten dus regelmatig vloeien om een goede gang van zaken van dit staatskapitalisme te verzekeren. Het eigen bezit moet steeds uitgebreid worden, dat is uitbreiding van de directe beschikking over meerwaarde. Steeds blijft echter het gevaar dreigen, dat niet voldoende meerwaarde vloeibaar gemaakt kan worden om de productiekringloop in stand te houden. Want voornamelijk is de grote bedrijvigheid: oorlogsvoorbereiding. En het Duitse bedrijfsleven, de particuliere bezitters, kunnen dat niet tot in het oneindige dragen. De Rijksbank is arm aan bruikbaar geld. Er moet dus gezocht worden naar middelen om de gang der productie weer op te stoten. De zwakste delen van het kapitaal zijn reeds eerder ondergegaan of onteigend. Wat met “weinig moeite” buiten de grenzen te halen viel, is gehaald. Zo is toch nog ten dele de in het oorlogsapparaat bevroren meerwaarde gerealiseerd. Nu moeten andere delen van de eigen klasse geofferd worden op het altaar van de algemene welvaart en Duitslands grootwording. Bijna vanzelfsprekend werd de kreet aangeheven: De joodse bezitters! Het joodse kapitaal! De jarenlang propaganda dat de uitmergeling van het Duitse volk het werk was van joden en marxisten, of joodse marxisten of marxistische joden, maakte de onteigening van de joden gemakkelijk. Maar juist de propaganda, dat joden de schuld van alle rampspoed waren, schiep de consequentie van vervolging van alle joden. En deze vervolging vertoont, naast zijn grote oorzaak: de onteigening van het joodse miljardenbezit, weer alle trekken van vroegere pogroms in sterkere mate. In het tegenwoordige Duitsland waren de joden sterk vertegenwoordigd in alle kringen van de middenstand; daar komt nu weer ruimte voor de Ariërs. De onteigende zaken kunnen in beheer gegeven worden aan hen, die zich extra verdienstelijk hebben gemaakt bij “de zuivering en verheffing” van het Duitse volk. Zij worden sterker nog aan het apparaat gekoppeld. De staatsmachine heeft weer wat vrijer armslag gekregen om het programma verder af te werken. Het joodse geld- en effectenbezit zal dienen om de staat weer liquide middelen te verschaffen voor bevruchting van eigen en particulier bedrijfsleven. Versterking en uitbreiding van het staatsproductieapparaat en financiering van het private kapitalisme. De zaak marcheert weer verder. De dromen van een groot, sterk, imperialistisch Duitsland hebben weer nieuwe glans gekregen. Maar de ontwikkeling van de tegenstellingen in het imperialistische kapitalisme, en de gang van het kapitalistische bedrijfsleven zelf, zal ze straks onherstelbaar verscheuren! Redactionele aantekeningen*) Julius Streicher (1885-1946). **) Herschel Grynszpan (1921-1942?) vermoordde in Parijs in 1938 de Duitse diplomaat Ernst vom Rath (1909-1938), wat de Kristallnacht inluidde. Compiled by Vico, 5 September 2021 |
Overzicht |