Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives

Pressedienst

Bron: a.a.a.p.


Karl Kautsky


Bron:   Radencommunisme : Marxistisch maandschrift voor zelfstandige klassebeweging, nr. 4, 1938 / Groep van Internationale Communisten. – Bron originelen: i.i.s.g. , Amsterdam, Collectie Henk Canne Meijer. – Getranscribeerd en uitgegeven voor Rätekommunismus , met medewerking van de Association Archives Antonie Pannekoek.


Voor enige weken overleed te Amsterdam Karl Kautsky (1), de bekende meest vooraanstaande theoreticus van de sociaaldemocratie. Wie hem alleen kent naar wat hij de laatste twintig jaren deed en schreef, toen hij met de gehele sociaaldemocratie de weg naar verderf van de arbeidersbeweging afzakte, beoordeelt hem zeker niet op de juiste wijze. Zijn kracht lag in de tijd van opkomst en bloei van de Duitse sociaaldemocratie in de jaren van 1890 tot 1910. Toen was hij de grote theoreticus, die als een van de beste kenners van het Marxisme deze leer op alle gebieden van geestesleven en politiek toepaste. Niemand heeft zoveel gedaan als hij, om, door zijn geschiedkundige studies en populaire boeken de leer van Marx in de arbeidersklasse te doen doordringen; in alle talen van de wereld haast zijn ze vertaald. En waar ergens in in alle talen van de wereld opstandigheid tegen het kapitaal opkwam, daar waren het zijn geschriften, die het eerst in de hoofden der opstandigen helder inzicht brachten.

Men kan de vraag stellen of de vele boeken, die hij geschreven heeft, ook nu nog waarde voor ons hebben. Wij weten, dat zij allen gedragen zijn door wat men toen in de sociaaldemocratie onder Marxisme verstond. En waar wij nu weten, hoe beperkt, hoe weinig revolutionair die sociaaldemocratie toen was, ondanks haar mooie Marxistische leuzen, daar kan licht de gedachte opkomen, dat wat toen door Kautsky in zijn werk als marxistisch aangeboden werd, ook zijn betekenis verloren hoeft. Toch is dit niet juist. En het is daarom nodig, ons bewust te worden, wat het bijzondere van het toenmalige Marxisme was, om te begrijpen waarom en in welk opzicht het voor ons wel en niet van waarde is.

De wetenschappelijke uitkomsten waarmee Marx het inzicht der mensheid verrijkt heeft, zijn in deze drie punten samen te vatten:

I. Het historisch materialisme, de leer, dat alle politieke en geestelijke verschijnselen in de maatschappen hun oorsprong vinden in de arbeid, het maatschappelijke productieproces.

II. De leer van de klassenstrijd, de leer dat alle geschiedenis beheerst wordt door de strijd der klassen, ieder met een andere rol in het arbeidsproces, een strijd om het aandeel in het product, en om behoud of omverwerping van het bestaande systeem.

III. Onthulling van het wezen van het kapitalisme, van waarde en meerwaarde, en van zijn onafwendbare ontwikkeling en ondergang om plaats te maken voor het communisme.

De toepassing van deze inzichten op de tijd waarover wij spreken, lag voor de hand. Het was de klassenstrijd van de arbeiders, de nu uitgebuite maar opkomende en reeds strijdende klasse, die tenslotte tot een revolutie moest uitgroeien, de politieke macht veroveren en het communisme verwezenlijken.

Dit was juist de leer, die de opkomende arbeidersklasse nodig had. Het snel opgroeiende kapitalisme trok uit stad en land honderdduizenden als arbeiders in de fabrieken, buitte ze uit, voegde ze samen, dwong ze tot strijd, terwijl ze eerst langzaam hun nieuwe toestand begonnen te beseffen. Het Marxisme toonde hen, hoe diep gegrond hun verzet was tegen het kapitaal en hoe waardeloos de oude burgerlijke leerstellingen waren; maar tevens hoe zij, nu nog haast hopeloos zwak, tot grote macht konden komen, hoe een zekere overwinning hen wachtte, door de macht der economische ontwikkeling zelf. En het versterkte hun geestdrift en hun zelfopoffering, door hen het grote doel van de socialistische toekomst voor ogen te stellen.

Voor deze propaganda was nodig, dat de waarheid en de betrouwbaarheid van de Marxistische theorie tegelijk aangetoond werd. Op goed geloof behoefde ze niet aangenomen te worden; trouwens de eigen ervaring van de arbeiders, de politieke en maatschappelijke strijd die ze meemaakten, waren al illustraties en bewijzen genoeg. Maar daarnaast was het de taak van de leerlingen van Marx, – tevens om alle misvattingen en bestrijdingen van burgerlijke geleerden te weerleggen – de theorie op de vroegere geschiedenis en het geestelijke leven van mensheid toe te passen. Dit is bovenal het werk van Kautsky geweest. Daarbij ging het in de eerste plaats om die tijdperken uit het verleden, waarin de arbeiders of het communisme al een rol gespeeld hadden; want die waren of geheel verwaarloosd of geheel scheef of partijdig door burgerlijke geschiedschrijvers behandeld. Zulke studies waren tegelijk een erezaak voor een moderne arbeidersbeweging en een proeve om de voortreffelijkheid van een marxistische geschiedenismethode te laten zien.

Eén van Kautsky’s eerste en mooiste studies is die over Thomas Moore (2) en zijn utopie. En daaraan aansluitend over Thomas Münzer, de aanvoerder in de Duitse boerenoorlog, waarbij de gehele toenmalige revolutionaire tijd, de zogenaamde Hervorming behandeld werd. Dit verscheen als deel in een samenvattend werk over de geschiedenis van het socialisme, deel I, de “voorlopers” (3). In een in 1889 verschenen boekje De klassentegenstellingen in de Franse revolutie (4) laat hij zien, hoe dat wat wij soms met een enkel woord: machtsverovering van de bourgeoisie, aanduiden, een ingewikkeld en veelzijdig gebeuren is geweest. Wij laten hier de populaire boekjes over de economische theorie van Marx (5), en over het Erfurter programma (6) van de sociaaldemocratie buiten beschouwing, zo goed ze ook voor die tijd waren, kunnen ze ons nu niet meer voldoen. Hetzelfde geldt ook voor zijn strijdschrift tegen Bernstein (7), die als woordvoerder van het reformisme de theorie en het programma had aangevallen. Van meer blijvende waarde zijn werken over Ethiek (8) en Historisch materialisme (9), over de Oorsprong van het Christendom (10), en over Ontwikkeling en vermeerdering in natuur en maatschappij (11).

De strekking van het Marxisme in zulk een opkomende arbeidersbeweging was vooral nadruk te leggen op de vaste onvermijdelijke gang van de ontwikkeling, op de zekerheid van de toekomstige revolutie, door middel van de organisatie, dus de arbeiders af te houden van kleine oproertjes, onberaden uitingen van verzet, die toch nutteloos waren. Daardoor kreeg de theorie het karakter van een mechanische, fatalistische leer: de revolutie moest en zou komen, onafhankelijk van wat de mensen wilden en dachten. Bij de verdere ontwikkeling moest dit in conflict komen met de drang naar actie, die in de arbeiders ontstond tegenover de toenemende aanvalskracht en druk van het kapitaal. Door de zogenaamde links-radikalen werd het aldus theoretisch uitgedrukt: dit moeten, deze onvermijdelijke ontwikkeling gaat steeds door middel van de mensen, door hun wil en hun daad. De revolutie komt eerst doordat de arbeidersklasse ze met kracht wil, ze voorbereidt en ze doorzet door haar daden. Dus moet het vraagstuk, hoe de arbeiders tot een revolutionaire actie moeten komen (door directe massa-acties, massa-staking) aan de orde gesteld worden. Daarvoor schrikten echter de partij, de partijleiding en Kautsky als hun geestelijke woordvoerder, terug; zij zagen daarin alleen maar gevaar voor vernietiging van al wat de arbeiders opgebouwd hadden, door de veel grotere macht van staat en kapitaal.

Met het eerste aanloopje van massa-beweging begonnen zij te wankelen; de jarenlang dreigende en daarna uitbarstende wereldoorlog deed de rest. En daarmee werd Kautsky tot de woordvoerder van hen, die in de oorlog alleen een gevolg van reactionaire ophitsing en bewapeningsindustrie zagen, die na de oorlog de "schuldigen" uit de archieven opdiepten en die de sociaaldemocratie tot een burgerlijke hervormingspartij maakten.

Zo hangen het ontaarden van de praktijk van de arbeidersbeweging en de beperktheid van de Marxistische theorie uit die tijd ten nauwste samen. Toch tast dat de waarde van Kautsky’s historische werken maar in beperkte mate aan. Ook in wat vroeger gebeurde was de volgorde: eerst steeds onhoudbaarder wordende toestanden, dan toenemende ontevredenheid en verzet bij de onderliggende klassen, dan uitbarstingen, soms mislukking, dan nieuwe strijd, eindelijk revolutie. Maar daar is de reeks van de samenhangende gebeurtenissen af; wij overzien de onhoudbaarheid van het oude, en later het zegevierende van het nieuwe, en wij begrijpen uit de marxistische behandeling, dat dit, en waarom dit onvermijdelijk was. Hoe de wereld eerst geleidelijk op de mensenhoofden inwerkte en deze daarna in moeite en strijd op de wereld terugwerkte, al die moeilijkheden van vernieuwing van gedachten, van twijfel, van zoeken van vervolging, van propaganda, dat alles dat tussen voortijd en einduitkomst lag, is er niet meer bij nodig. Dat is natuurlijk voor ons, in ons geval van nu juist het belangrijkst, omdat de reeks nu niet af is omdat de revolutie nog komen moet, omdat wij midden in de strijd, de onzekerheid zitten en moeitevol zoeken naar de weg. Daarom zijn nu de psychologische en filosofische kwesties zo van belang, hoe de wereld op de geest werkt, hoe de mens en geest werkt en doet. Daarom geven Kautsky’s historische werken ons niet alles, wat wij wensen, omdat ze niet op die bijzondere tussen-werkingen ingaan, en alleen de grote lijnen van historische samenhang laten zien. Maar wat zo daarin geven, is nog steeds juist en voortreffelijk. Men vindt er niet de aarzelingen en twijfelingen van de zoekenden, maar de slotsom, de daden der handelende mensen. De klassenstrijd in vroegere tijden als stuwende kracht in de geschiedenis van de mensheid leert men hier kennen. En dat is ook voor nog steeds een belangrijk stuk inzicht voor strijdende arbeiders.


Redactionele aantekeningen

1. Voor Karl Kautsky en zijn werk, zie: Wikipedia  en Marxist’s Internet Archive 

2. Thomas More und seine Utopie, 1888.

3. Die Vorläufer des neueren Sozialismus. Erster Band, erster Theil. Dritter Abschnitt. Der Kommunismus im Mittelalter und im Zeitalter der Reformation. Achtes Kapitel, Die deutsche Reformation und Thomas Münzer.

4. Die Klassengegensätze von 1789 : Zum hundertjährigen Gedenktag der großen Revolution, 1889.

5. Karl Marx’ ökonomische Lehren, 1887.

6. Das Erfurter Programm in seinem grundsätzlichen Teil erläutert, 1892.

7. Bernstein und das Sozialdemokratische Programm : Eine Antikritik. – Stuttgart : J.H.W. Dietz Nachf., 1899.

8. Ethik und materialistische Geschichtsauffassung, 1906.

9. Die materialistische Geschichtsauffassung, 1927 (2 Bände).

10. Der Ursprung des Christentums, 1908.

11. Waarschijnlijk bedoeld: Der Einfluß der Volksvermehrung auf den Fortschritt der Gesellschaft, 1880.


Compiled by Vico, 5 September 2021