Home | Contact | Links | ||
Zie ook: De bevrijding van de vrouw / Anton Pannekoek, 1911 |
Vrouwenkiesrecht / Anton Pannekoek, 1910Bron: Vrouwenkiesrecht / A[nton]. P[annekoek]. – In: De Tribune, soc[iaal].-dem[ocratisch]. weekblad, 3e Jg. (1909-1910), nr. 15 (8 januari 1910); transcriptie en aanpassing aan het tegenwoordige taalgebruik door F.C.; bron: “Left Wing” Communism – an infantile disorder?, september 2019; daarvoor al aanwezig, met commentaar, op: Arbeidersstemmen , 11 augustus 2019, onder de titel: 100 jaar vrouwenkiesrecht en uitblijvende vrouwenbevrijding. Door de nu geldende kiesstelsels van verschillende landen is niet alleen in meerdere of mindere mate de arbeidersklasse ontrecht, maar ook de vrouwen, de helft van alle volwassenen, zijn bijna zonder uitzondering van het kiesrecht uitgesloten; onze hoofdeis, het algemene en gelijke kiesrecht, omvat zowel het kiesrecht voor alle mannen als dat voor alle vrouwen. Daarom staan de beide afzonderlijke eisen arbeiderskiesrecht en vrouwenkiesrecht in nauwste samenhang tot elkaar en bestaan tussen hun voorstanders veel raakpunten. Ook daarin stemmen zij met elkaar overeen, dat voor beide energieke voorvechters opkomen uit de ontwikkeling van de maatschappij zelf. Deze maakt het proletariaat steeds meer tot die belangrijkste productieve klasse van de maatschappij, waarvan de trots en het zelfbewustzijn zich niet langer haar politieke rechteloosheid laat welgevallen. En deze zelfde ontwikkeling werpt de oude economische verhoudingen omver, die de vrouw afhankelijk en onzelfstandig maakten en daardoor de grondslag vormden van haar politieke onmondigheid. De vrouwen nemen steeds meer zelfstandig deel aan de productie, aan de maatschappelijke arbeid in fabriek en kantoor. Er komt voornamelijk uit de middelklasse een klasse van vrouwen, die ongehuwd, zich zelfstandig door het leven moeten slaan, zich aan de meest uiteenlopende beroepen wijden en daarin als gelijkwaardige collega's naast de mannen staan. Van hun mannelijke collega’s onderscheiden zij zich noch door hun werk, noch door hun zelfstandigheid, hun verantwoordelijkheid en hun bekwaamheden, maar enkel door hun geslacht. Moeten zij daarom minderberecht zijn? Daarom zijn zij het allereerst, die vanuit het trotse gevoel van hun economische positie, met hartstocht strijden tegen de politieke rechteloosheid van de vrouw. Zij vormen de ijverigste strijdsters voor het beginsel van het vrouwenkiesrecht. Deze voorvechters van het vrouwenkiesrecht stemmen ook daarin met de arbeiders overeen, dat zij niet op een of ander rechtvaardigheidsgevoel van de regerende klasse rekenen. Zij weten, dat alleen strijd naar het doel voert en zij zijn bereid daarvoor offers te brengen. Dat heeft de Engelse kiesrechtvrouwen, de suffragettes, reeds dikwijls sympathie van onze kant opgeleverd. Zie, zo werd herhaaldelijk gezegd, hoe dapper zij voor hun zaak vechten en zelfs mishandelingen door politie en gevangenisstraffen trotseren. Een voorbeeld voor ons! Maar let men nauwkeuriger op, dan blijft er van een overeenkomst niet veel over. De strijdersmoed van de Engelse suffragettes is niet alleen geen voorbeeld voor ons, maar de vorm waarin zij hem uiten verschilt hemelsbreed van onze strijdwijze en zou om organisatorische en propagandistische redenen voor het proletariaat onmogelijk zijn. Denk je eens in dat sociaaldemocratische arbeiders door rumoer op de tribune de verhandelingen van het Parlement of een openbare politieke rede van een minister onmogelijk willen maken. Ofwel een kiesrechtstrijder, die ter bevordering van zijn doel bij een conservatief kopstuk met een zware steen de ruiten insmijt of een minister afranselt om hem voor het algemeen kiesrecht ontvankelijk te maken. Als je je alleen maar voorstelt wat het inhoudt om de methodes van de suffragettes over te brengen naar onze eigen strijd, zie je de gapende kloof tussen hun opvatting en de onze. De stelling, dat nieuwe rechten van de regerenden afgedwongen, aan de regerenden ontworsteld moeten worden, wordt bij hen tot het kleine en persoonlijke mismaakt. Deze vrouwen willen de dwang, die bij de arbeiders uit een sterke machtsontwikkeling bestaat, uitoefenen door grofheden tegen de toevallig regerende personen. Ieder die slechts een schijntje historisch inzicht bezit, weet, dat het niet afhangt van de goede of kwade wil van een Bethmann Hollweg of een Winston Churchill, van Heemskerck of Borgesius, of het gelijke kiesrecht voor Pruissen, het vrouwenkiesrecht voor Engeland, of hier te lande het algemeen kiesrecht ingevoerd wordt. Daarover beslist de wil van hele klassen en onze betogingen en andere strijdmiddelen zijn daarom dwangmiddelen tegen de heersende klasse. Met wraakoefeningen tegen haar huidige vertegenwoordigers komt men niet verder. Maar juist daaruit blijkt het burgerlijk karakter van deze vrouwen, dat zij, wat in de algemene verhoudingen gegrondvest is, aan de boze opzet van enkele personen toeschrijven, en deze daarom bitter haten. Maar niet alleen om de belangrijke reden van het betere inzicht, maar ook om bijkomstige redenen zouden de arbeiders zo’n taktiek niet kunnen toepassen. Hoe vreselijk zou niet de arbeider bestrafd worden, die met het uitgesproken doel om vóór het kiesrecht bijv. in Pruissen te betogen, een minister zou mishandelen. De kiesrechtstrijd van de arbeiders is tenslotte een klassenstrijd, waarin elke, ook de meest onschuldige buitensporigheid van de kant van de onderdrukte, opkomende klasse door de heersers met woedende haat vervolgd en met gruwelijke wraak gestraft wordt. Maar de klassenstrijd is dan ook een grote en zeer ernstige zaak, waarnaast de gewone plagerijen waarmee de suffragettes de regerende politici bestoken, flauwe grappen zijn. Daaraan juist kan men zien dat hun strijd slechts een conflict binnen de bezittende klasse is. Deze strijdsters voor het vrouwenkiesrecht blijven maar bourgeoisdames – juist hun brute gedrag getuigt van de wreedheid die voor de bourgeoisklasse kemerkend is – en zij worden door hun mannelijke klassegenoten als bourgeoisdames behandeld. Minister Churchill nam de dame, die zijn gezicht met een rijzweep bewerkte, eenvoudig dit wapen af, en haar straf bestond daarin, dat zij borgtocht moest storten en alleen als zij dergelijk openbaar gedrag herhaalde, kans op een maand gevangenis kreeg. Niet dat wij die straf te licht vinden, maar wij willen die slechts met de straffen vergelijken die de voor zijn klasse strijdende arbeider moet ondergaan. Met deze straf komt tevens aan het licht hoezeer de strijd van de suffragettes zonder kans op succes is, hoezeer innerlijke kracht eraan ontbreekt. Zij worden als lastige, half gekke, maar overigens ongevaarlijke fanatici aangezien en behandeld, waarmee men nu eenmaal te doen heeft. Zij steunen slechts op een kleine bevolkingslaag en daarom staan andere strijdmiddelen hun nauwelijks ter beschikking. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat hun doel het dameskiesrecht, geen kans op succes heeft. In vele landen neigt de bourgeoisie aldoor meer naar het beperkte vrouwenkiesrecht, als tegenwicht tegen het algemeen arbeiderskiesrecht, en zij zal zelfs het algemene vrouwenkiesrecht aangrijpen, als zij denkt door de politieke achterlijkheid van de vrouwen uitstel van executie te kunnen bereiken. Voor zover het vrouwenkiesrecht door de vrouwen zelf zal worden bevochten, zal de kracht niet liggen in de luidruchtige groep van suffragettes die hun machteloosheid achter opzienbarend optreden proberen te verstoppen, maar in de groeiende klassebewuste massa van de arbeidsters, die samen met de arbeiders strijden voor het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. Compiled by Vico, 5 September 2019 |
|