Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives


De Duitse Revolutie / Anton Pannekoek, 1918


  ; transcriptie: Arbeidersstemmen , oorspronkelijke bron:  De Duitsche revolutie / A[nton]. Pannekoek. – In: De Nieuwe Tijd, 23e Jg., 1918, p. 509-515; transcriptie, aanpassing aan hedendaags Nederlands en annotaties door F.C., 12 november 2018, hier gecorrigeerd en verder geannoteerd.


Op de ineenstorting van het Duitse imperialisme en de militaire nederlaag is met ijzeren logica de revolutie gevolgd.

Op 4 november barstte de opstand in Kiel uit. Reeds lang gistte het onder de matrozen; in het vorige jaar gingen al geruchten over matrozenoproeren rond en verdedigden in de Rijksdag de woordvoerders van de Onafhankelijke Sociaal-democraten zich tegen de beschuldiging van medeplichtigheid. Nu brak het opnieuw en algemeen uit, door een “vergissing”, zoals de “Vossische” (1) schreef – revoluties ontstaan wel meer uit zulke vergissingen – uit de mening n.l. bij de matrozen, dat de vloot tot een hopeloze zeeslag zou worden uitgezonden. Zij vormden een Raad, namen de officieren in hechtenis, hesen de rode vlag en stelden aan de gouverneur hun eisen. De sociaal-patriot Noske, die aankwam, trachtte ze vergeefs tot rust te brengen. Op 5 november sloeg de beweging over naar Hamburg, waar de werfarbeiders een sympathiestaking begonnen, het verkeer stilgelegd werd en de soldaten zich aansloten. De volgende dagen breidde de opstand zich over Bremen, Wilhelmshaven, Lübeck en andere noordelijke regio uit, terwijl Wolff (2) slechts vage berichten over onlusten, die weldra gedempt zouden zijn, liet publiceren. In Berlijn knoeide men aan nieuwe ministeries, Max van Baden (3) verdween, de oude S. D. Partij (4) stelde een ultimatum aan de regering en de “Vorwärts” (5) bezwoer de arbeiders om zich rustig te houden – contra- revolutionair tot het laatste toe. Ondertussen ging de revolutie voort: in Keulen, München, Stuttgart, over geheel Duitsland. Overal werden Arbeiders- en Soldatenraden gevormd, die het bestuur in handen namen, de reactionaire officieren gevangen zetten, maar diegenen, die zich tot medewerking aan de nieuwe orde bereid verklaarden, in hun functie lieten. Overal werd de democratische republiek uitgeroepen, de vorsten (6) deden afstand en verdwenen en ten slotte legde ook Wilhelm op 9 November zijn ambt neer. Berlijn, dat het langst rustig gebleven was, ging nu ook om; zonder slag of stoot nam op die dag ook daar de Arbeiders- en Soldaten-raad het bestuur in handen en de politie verdween van de straat. Nu plantte zich de beweging ook op het Westelijk front voort en Wilhelm vluchtte uit het hoofdkwartier in Spa naar Nederland (7).

Bijna zonder tegenstand, in één stormloop heeft de revolutie gezegevierd. Dat bewijst, dat het oude systeem volkomen afgedaan had en nergens meer vaste grond in de bevolking had; de verbittering was door de oorlog ten top gestegen en de nederlaag had de vrees en het respect geheel weggenomen. En bij deze geestesgesteldheid, waarbij één vonk overal de vlammen deed uitslaan, kwam zonder twijfel ook de geheime voorbereiding tot een gewapende opstand door de groepen van de Onafhankelijken en de uiterste linkerzijde, die maakte, dat overal leidende krachten voorbereid stonden. Zo is met de val van het Duitse imperialisme ook de politieke vorm weggevaagd, waarin het geleefd had: de absolutistisch-feodaal-militaristische politiestaat; in plaats daarvan komt de democratische republiek. Door haar snelheid, haar eenstemmigheid moest de revolutie aan de oppervlakte van de maatschappij blijven; zij kon nog niet in de diepten van de klassenverhoudingen dringen.

Door degenen, die de omwenteling volbrachten, is zij, als elke moderne omwenteling, een proletarische revolutie. Maar door haar doel en resultaat is zij nog niet meer dan een zuiver-politieke en daardoor een burgerlijke revolutie. Dit blijkt reeds uit het feit, dat de sociaalpatriottische leiders, Ebert en Scheidemann, aan het hoofd van de nieuwe voorlopige regering konden treden. Het lijkt eerst wat vreemd, dat, wanneer de door oorlogsleed tot wanhoop gebrachte massa’s de schuldigen verjagen, zij de medeschuldigen, die steeds de oorlogspolitiek ondersteunden, aan het roer laten, Maar dit is eenvoudig te verklaren uit de politieke ongeschooldheid en de traditionele aanhankelijkheid aan de oude S.D. Partij: in de vier oorlogsjaren maakte de druk van het slagveld en de druk van de censuur elke politieke ontwikkeling, behalve bij kleine groepen, onmogelijk. Zij hebben het pantser, dat hen verpletterde, afgeworpen, zij hebben zich de politieke vrijheid veroverd; en nu eerst kan de politieke ontwikkeling, de oriëntering over wat zij verder willen, beginnen. De massa’s verkeren nog in de naïeve illusies van de eerste revolutiedagen – evenals in Parijs in 1848; deze latere revoluties moeten eerst de vroegere nog eens als fazen van hun eigen ontwikkeling doormaken – de illusies van de volkseenheid, de vrijheid en de democratie. De benamingen en frases zijn een spiegelbeeld van deze fantastische voorstellingen: men spreekt van de volksrepubliek, de regeerders heten volksgedelegeerden, men neemt moties aan tegen alle tweedracht en verdeeldheid. De werkelijkheid van de maatschappij, de klassentegenstelling van bourgeoisie en proletariaat, schijnt verdwenen. Als deze werkelijkheid doorbreekt, barst de klassenstrijd los. Hij zal fel en geweldig zijn, want bourgeoisie en proletariaat zijn beide sterk in Duitsland, hun klassenbewustzijn is krachtig en de productie is hoog ontwikkeld. Dit zal de volgende fase van de revolutie zijn, die nu voorbereid wordt. Hoe staat het met de krachten?

De bourgeoisie regeert in normale tijden door haar machtig en goed georganiseerd staatsapparaat, waartegenover de massa’s verstrooid zijn, in atomen ontbonden en daardoor machteloos. Revoluties breken uit, wanneer de massa’s spontaan door één wil bezield worden en daardoor kracht vinden in hun samenhang. Nieuwe personen treden aan het hoofd, andere vormen van regering komen; maar dan gaan de massa’s weer aan hun dagelijkse bezigheden, het oplaaiend vuur van één krachtige wil vervliegt, zij vallen weer tot individuen uiteen, het ambtenarenapparaat, dat gebleven is en alleen tijdelijk zijn macht verloor, herneemt zijn oude macht, omdat het weer de vaste organisatie van heerschappij is, waartegenover geen andere staat. Zo groeit de klassenheerschappij door de stormen van de revoluties heen, en wordt zelfs vaster, doordat zij, door de ervaringen van de revoluties wijzer geworden, zich met uiterlijke schijnvormen van democratie, van volksheerschappij tooit. De vormen van de regering, de personen van de regeerders veranderen, maar de heerschappij over de massa’s blijft. Om ze te vernietigen zou nodig zijn het oude machtsapparaat, de regeringsorganisatie van de bureaucratie te breken en de tijdelijke organisatie van de massa’s tot een blijvende sterke macht te maken. Dit gebeurde in Parijs in 1871 bij de Commune, en in Rusland in November 1917.

In Duitsland hebben de opstandige massa’s zich een organisatie geschapen, evenals het vorig jaar en in 1905 in Rusland gebeurd was, door de vorming van Arbeiders- en Soldatenraden. Deze hebben aan de revolutie dadelijk een kracht en een vaste lijn gegeven, die tot een snelle overwinning voerde. Zij zijn het nieuwe machtsinstituut van de massa’s, de organisatie van de proletarische massa’s tegenover de organisatie van de bourgeoisie. Zij weten veelal nog niet wat ze willen, maar ze zijn er; niet hun program, maar hun bestaan heeft revolutionaire betekenis. Een revolutionaire regering, die een orgaan van het socialistisch proletariaat wil zijn, zou nu moeten beginnen met de arbeiders- en soldatenraden te consolideren en te versterken en het oude ambtenarendom uit zijn functies te zetten en af te schaffen.

De regering van Ebert, Scheidemann en Haase (8) heeft juist het tegendeel gedaan. Zij heeft getracht de soldatenraden tot ondergeschikte commissies van advies terug te brengen en de disciplinaire macht van de officieren te herstellen, wat op vele plaatsen echter op sterk verzet en weigering van de soldaten stuitte. Zij heeft de oude bureaucratie gehandhaafd en laat ze de zaken verder beheren; zij heeft gedaan als elke nieuwe burgerlijke partij doet, die aan het roer komt: zichzelf in de hoogste baantjes nestelen en de rest laten zoals het was. Zij heeft de generaals aan het hoofd van het leger gelaten en niet de minste poging gedaan om onder de soldaten van het front revolutionaire propaganda te maken. Door zo het machtsapparaat van de heersende klasse intact te houden, bereidt zij de open contrarevolutie voor. Reeds treden nu en dan de bureaucraten als “bekwame vaklui” tegen de regering van “dilettanten” op; de generaals van het frontleger laten de rode vlaggen neerhalen; overal voelt de reactie haar moed toenemen. De bourgeoisie is dan ook voorlopig geheel tevreden met deze regering, vooral ook nadat zij aankondigde, dat geen enkel ingrijpen in het eigendomsrecht en geen overname van de banken zou plaats vinden.

De oorzaak daarvoor is ten eerste, dat deze regering tracht te steunen op het gehele volk, op arbeiders en bourgeoisie beide, dus op hun samenwerking en vrede; het is de regering van de voortgezette godsvrede. Zij is een afspiegeling van de onbewustheid van de massa’s en zal met het krachtiger opvlammen van de klassenstrijd onmogelijk worden. Vooreerst schommelt zij tussen beide klassen heen en weer, heeft behoudende daden voor de bourgeoisie en revolutionaire frases voor de arbeiders – want de bourgeoisie is scherp klassenbewust en niet te bedriegen, de arbeiders zijn nog grotendeels onbewust. Voor het eerste zorgen haar besturende kopstukken Ebert en Scheidemann, voor de mooie radicale redevoeringen zorgt haar linkervleugel, de onafhankelijken Dittmann en Barth (9); daarom stelde Ebert terecht zoveel prijs op hun deelname aan de regering. Een tweede reden voor haar houding ligt in gebrek aan vertrouwen in het socialisme en in de bekwaamheid van het proletariaat. Tegen de bourgeoisie socialiseren en zonder de oude bureaucratie regeren durven zij niet goed aan. Heerschappij van de arbeiders lijkt hun, evenals de bourgeoisie, een chaos; hun eigen theoretische onbekwaamheid doet hen terugschrikken voor de reusachtige taak, die de historische situatie aan het Duitse proletariaat oplegt. Daarom willen zij zo spoedig mogelijk een Nationale Constituerende Vergadering, die hen van de verantwoordelijkheid bevrijdt.

De bourgeoisie dringt op spoedig bijeenroepen van deze vergadering aan, omdat zij daarvan een herstel tot normale toestanden hoopt, de vestiging van een regeringsgezag, dat de opstandige proletariërsraden, onder dankbetuiging voor de bewezen diensten, weer naar huis stuurt. Dit heeft een deel van de arbeiders tot nadenken gebracht; en vooral onder de Onafhankelijken begint men te twijfelen en te streven naar uitstel. De Onafhankelijken vervullen in de coalitie de taak, die vroeger de sociaalpatriotten in burgerlijke regeringen vervulden, namelijk om de arbeiders niet tot verzet tegen de regering te laten komen. Maar zij worden door de revolutionaire stroming onder de arbeiders opgestuwd en moeten zich daarom tegen al te conservatieve handelingen van de regering verzetten. Vandaar een toenemende wrijving tussen Eisner (10), het hoofd van de Beierse raden, en Barth enerzijds, Ebert en Scheidemann anderzijds. De Onafhankelijken ontwerpen ook plannen voor gematigde socialiseringen – vooral niet te snel ineens, geen experimenten! Zij ontwerpen mooie plannen voor de opbouw van een socialistische productie op gebied van grootindustrie en grote landbouw; maar zij vergeten daarbij de hoofdzaak: de macht van het proletariaat te verzekeren, die daar achter moet staan. Zij denken er niet aan – in de theoretische geschriften van Kautsky is daarvan ook niets te vinden – dat socialisme niet een kwestie is van nationalisatie van bedrijven, maar een kwestie van macht van het proletariaat. Het gevolg zal zijn, dat òf de tot de macht weer opgeklommen bourgeoisie een eind maakt aan deze plannen, òf ze op haar manier verwezenlijkt – als staatssocialisme. Trouwens, reeds nu gaan de Onafhankelijken arm in arm met Jaffé, de Beierse professor in de economie, die reeds tijdens de oorlog plannen voor een uitgebreid staatssocialisme ontwierp (11). Op dit, staatssocialistisch program zullen wellicht de beide socialistische partijen zich met de radicale burgerlijken kunnen verenigen – wanneer niet de actie van het proletariaat deze plannen verhindert

Want terwijl de regering rondprutst aan uiterlijkheden, niets wezenlijks doet en alles maar laat lopen, met als enige zorg: de orde bewaren – terwijl die “orde” steeds erger chaos wordt – wordt de spanning tussen de klassen steeds groter. De bourgeoisie wapent zich tot witte gardes, de arbeiders wapenen zich tot rode gardes, in het geheim wroet de reactie en bereidt zich de burgeroorlog voor. En terwijl de aankomst van de fronttroepen de macht van de reactie versterkt, groeit in de arbeiders de revolutionaire gezindheid.

De grote strijd gaat in het proletariaat tussen het burgerlijk behoud, open of omwonden door de Oude en de Onafhankelijke partij vertegenwoordigd, en de revolutionaire richting, – tijdens de oorlog belichaamd in de Spartakusgroep en de Bremense Internationale, die zich nu kommunistische partij noemt – aan wier spits Liebknecht en Rosa Luxemburg staan. Hoewel organisatorisch nog niet één geheel en los van de anderen, staat deze richting door haar program en standpunt lijnrecht tegenover de beide sociaal-democratische partijen. Zij verdedigt de dictatuur van het proletariaat tegenover het democratisch parlementarisme en is tegenstander van het bijeenroepen van de Nationale Vergadering; zij eist opheffing van het kapitaalbezit en annulering van de staatsschulden. Zij vertegenwoordigt de richting van het Russische Bolsjewisme, al heeft zij, door oude wrijvingen tussen Rosa Luxemburg en Lenin, daarmee geen directe verbinding. Maar door alles wat burgerlijk en behoudend is, ook door de oude partij, wordt zij met het Bolsjewisme vereenzelvigd, en moet alle laster omtrent de Bolsjewiki dienen om haar te bestrijden. En in talloze moties drukken vooral soldatenraden – vooral van het front, waar men politiek ’t minst ontwikkeld is en het meest naar rust en vrede verlangt – hun afschuw tegen dit Bolsjewisme uit. Het is thans nog maar een kleine minderheid; en daarvan hopen de sociaalpatriotten en burgerlijken gebruik te maken, om het regeringsgezag spoedig te consolideren. Maar haar invloed op de arbeiders groeit snel.

Een grote rem voor de revolutionaire ontwikkeling van Duitsland is de internationale toestand, het dreigende gebrek en de bedreiging door de Entente troepen. Militair is Duitsland absoluut machteloos en aan de genade van de Entente overgeleverd; economisch is het daarvan in hoge mate afhankelijk. Zijn voedselvoorraad is gering; om de graanmassa’s uit de Oostelijke provincies te krijgen, waarop voor de voeding gerekend moet worden, is het van de goede wil van de Polen afhankelijk. Door het verlies van het Lotharingse ijzerbekken heeft het veel te weinig ijzererts om in de reusachtige behoeften te voorzien. De Entente heeft ook al te verstaan gegeven dat levering van graan ervan afhankelijk zal zijn, of in Duitsland en de naburige landen de orde gehandhaafd, een ordelijke regering ingesteld wordt. De Entente, die een sterk leger uitzendt om het kommunistische Rusland neer te werpen en daar de burgerlijke heerschappij te herstellen, wil niét de kans lopen, dat een revolutionair Duitsland aan de Russen enige, zij het ook slechts morele steun geeft. En de Vorwärts, altijd lakei van de machtigen, eerst van Wilhelm, nu kruiperig voor Foch (12), gaat woedend te keer tegen het plan van de Russen, om afgezanten naar het Duitse congres van Arbeiders- en Soldatenraden te zenden. De Vorwärts, de burgerlijke pers en de regering doen hun best om de angst van de bevolking voor de bedreiging van de Entente nog te versterken en de economische vooruitzichten zo zwart mogelijk voor te stellen. Daarmee hopen zij alle revolutionaire wil en alle durf te verstikken; en het is niet te betwijfelen, of dit zal hun bij grote massa’s gelukken. En evenmin is er aan te twijfelen, dat het congres van Arbeiders- en Soldatenraden op 16 december in overgrote meerderheid aan de zijde van de burgerlijke regering Ebert-Haase zal staan. Deze raden zijn veelal nog lang geen zuiver proletarische instituten: in de soldatenraden hebben zich officieren, in de arbeidersraden de vakbonds- en partijbeambten ingedrongen; de traditionele leiders leiden ook daar. Deze zullen de revolutie niet verder willen laten gaan.

Maar er zijn nog andere, objectieve, materiële factoren die de massa’s van onderop zullen voortstuwen. Ten eerste de tegenstelling van kapitaal en arbeid. De eerste stormloop bracht de proclamatie van de achturendag en een sterke macht van de arbeidersraden in de fabrieken. Nu de vloed terugloopt, trachten de fabrikanten hier en daar van deze concessies terug te nemen en op de lonen te beknibbelen, terwijl de arbeiders omgekeerd hogere eisen stellen. Hier en daar vinden reeds botsingen in de vorm van stakingen plaats, die dan met de allergrootste overredingskracht door Onafhankelijke regeringsagenten weer bijgelegd worden. Dit zal ten slotte de regering tot ingrijpen en partijkiezen dwingen, zodat zij óf verder gedrongen wordt, of grotere massa’s tegen zich krijgt. Nog groter uitwerking zal de economische nood, de ellende, de werkeloosheid hebben: een zo gruwelijke verarming en ontbering allerwegen heeft de oorlog gebracht, dat nog erger niet te dragen zal zijn. Grijpt de regering hier niet met reusachtige steun in – en dat eist geweldig grijpen in het bezit van de bezitters – dan zal ook hierdoor de revolutionaire stemming toenemen. In de tijden van nood, die nu in het komende jaar voor Duitsland aanbreken, zal alleen een regering, die door haar daden, haar standpunt, diep in de harten van de massa’s wortelt, zich kunnen staande houden. Daarom is het niet te verwachten, dat het plan zal gelukken, de revolutie tot deze uiterlijke politieke omvorming te beperken.

Wel zal de tegenwoordige stemming van de massa’s gelegenheid geven om de machtspositie van de regering te versterken en zo de weerstandskracht van de bourgeoisie in de komende burgeroorlog te vergroten. Veel zal er van afhangen, of het aanstaande congres van de Raden zoveel klasseinstinct zal tonen, dat het de eigen macht, de macht van de Arbeiders-en Soldatenraden stevig opbouwt. Doet het dat, dan gaat het proletariaat met een goed bevestigde positie de komende strijd tegemoet.


Redactionele noten

1. Vossische Zeitung ; liberale krant die in Berlijn verscheen.

2. Wolffschen Telegrafenbüros ; Duits persbureau.

3. Max van Baden  (1867-1929); generaal en laatste rijkskanselier van het Duitse Keizerrijk.

4. S. D. Partij: Sozialdemokratische Partei Deutschlands (s.p.d.) .

5. Vorwärts , Central-Organ der Sozialdemokratie Deutschlands.

6. Bedoeld: de toenmalige vorsten van de huidige deelstaten.

7. Wilhelm II van Pruisen , van het hoofdkwartier in Spa, België vluchtte hij 10 november 1918 naar Eijsden ten zuiden van Maastricht; de geallieerde machten eisten zijn uitlevering als oorlogsmisdadiger, maar dat werd afgewezen door het confessionele kabinet Ruijs de Beerenbrouck; in Duitsland was hij niet welkom meer als deserteur en verrader.

8. De Rat der Volksbeauftragten werd 10 november 1918 gevormd door s.p.d. (Philipp Scheidemann  ) en u.s.p.d. (Friedrich Ebert  en Hugo Haase ) tegenover de door Karl Liebknecht  uitgeroepen Duitse Socialistische Republiek.

9. Wilhelm Dittmann  (1874-1954) en Emil Barth  (1879-1941), beide u.s.p.d.

10. Kurt Eisner  (1867-1919), in 1918 enkele maanden minister-president van de Vrijstaat Beieren.

11. Edgar Jaffé  (1866-1921) schoof Otto Neurath  (1888-1945) naar voren om dit staatskapitalisme aan de arbeiders te verkopen als socialisme; zie: Otto Neurath: Philosophy Between Science and Politics / Nancy Cartwright [et al.], Cambridge : Cambridge University Press, 1996, p. 43.

12. Ferdinand Foch  (1851-1929), Frans maarschalk.


Compiled by Vico, 25 December 2018