Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives

  en


Thema: Theorieën over kapitalistische crises en imperialisme


Wereldcrisis / Anton Pannekoek, 1920


Bron:  Wereld krisis / Ant[on]. Pannekoek. – In: De Nieuwe Tijd, 25e Jg. (1920) nr. 1, p. 7-11


Het kapitalistisch productiestelsel glijdt met onweerstaanbare zekerheid zijn ondergang tegemoet.

De wereldoorlog heeft de productiekrachten van Europa verwoest, de levenskracht van de volkeren ondermijnd en de staten met reusachtige oorlogsschulden bezwaard. Na het einde van de oorlog, nog in het laatste voorjaar, dachten velen, ook onder ons, dat tenminste de overwinnende landen een tijd van opbloei, van herstel van het kapitalisme zouden kunnen beleven, en dus de revolutie, na de januari-strijd in Duitsland, vooreerst gedaan was. Maar nu blijkt steeds duidelijker, hoe diep en onherstelbaar de verwoesting is. In de overwonnen landen van Midden Europa, door de overwinnaars economisch nog geheel uitgeplunderd, is het proces van stilstand en maatschappelijke ontbinding het verst gevorderd; en vandaar uit verbreidt zich de verlamming van het productieproces steeds verder naar de Westelijke landen, naar Frankrijk, naar Engeland, naar de neutralen, naar Amerika. Het wereldverkeer is gestoord, het gebrek aan grondstoffen verhindert de wederopbouw van de industrie, terwijl door gebrek aan arbeidskracht en kunstmeststoffen de oogsten onvoldoende zijn voor de behoeften. Nog verwoestender werkt de totale ontwrichting van het geldsysteem. In het normale kapitalisme wordt door het geld, als de olie van de maatschappelijke machine, als de bemiddelaar van alle economische processen, productie en circulatie eerst mogelijk gemaakt. Nu verlammen de veranderingen en schommelingen van de valuta alle kredietoperaties ten dienste van de productie; het is of door de verstarring van de olie de machine steeds langzamer gaat draaien. De mateloos toenemende duurte is slechts een symptoom dezer ontwrichting. Door de duurte worden de middenklassen geproletariseerd, terwijl de massa’s steeds meer aan honger en gebrek worden prijs gegeven; waar de waarde van he t geld daalt, moeten de arbeiders door staking hun levensstandaard verdedigen en ontstaan voortdurend scherper en groter conflicten tussen kapitaal en arbeid.

Wat betekent dit alles? De Amerikaanse bankier Warburg heeft het aldus gezegd: Europa is bankroet. Hij spreekt als een kapitalist, voor wie het bankroet gaan van een collega iets heel gewoons is, waarbij het stelsel blijft; hier is het erger; het kapitalisme is bankroet. Niet in de afgezaagde zin, dat het innerlijk niet soliede is en eenmaal te gronde moet gaan, maar in de letterlijke zin; het kapitalisme als economisch stelsel staat voor zijn ineenstorting.

De diepere oorzaken, waardoor dit komt en onvermijdelijk is, kunnen alleen goed begrepen worden door de uiteenzettingen van Marx over het wezen van het kapitalisme. Alle aangeprezen middelen tot redding, de duurtebestrijding door de wet, de vermeerdering van de productie door intensiever en langer arbeid van de arbeiders, het herstel van het onbelemmerde ruilverkeer worden tot het oppervlakkigst dilettantisme in het licht van Marx’ onthulling van het mechanisme van de kapitalistische productie en circulatie. Het is vooral zijn theorie van de reproduktie van het maatschappelijk kapitaal, met in aansluiting daaraan zijn niet voltooide theorie van de crises (*), die een helder inzicht geeft in de maatschappelijke catastrofe, die wij nu bijwonen. Er moet in het kapitalisme (afgezien van steeds voorhanden stoornissen en afwijkingen) evenwicht bestaan tussen productie en afzet of verbruik, zowel van productiemiddelen als van consumptieartikelen. Maar verder is de omvang van de productie willekeurig, zij kan groot of klein zijn, als maar de juiste verhouding bestaat. Het verbruik van levensmiddelen is een van de elementen in dit proces, dus niet een onafhankelijk, door de behoeften der mensen gegeven feit. De kapitalistische productie is geen productie ter bevrediging van een van buitenaf gegeven menselijke behoefte; voor haar bestaat slechts de koopkrachtige vraag, die zelf een deel van het gehele proces is en daarvan afhangt. Zo zien wij dan de maatschappelijke productie somtijds tot kleine schaal inkrimpen, terwijl miljoenen arbeiders werkloos zijn en hongeren, dan weer breidt de productie zich met koortsige snelheid uit. Elke nieuwe koopkrachtige vraag leidt dan tot uitbreiding van productie, tot stichting van nieuwe ondernemingen, die op hun beurt als kopers van productiemiddelen en arbeidskracht optreden; en zo voert het mechanisme zichzelf tot steeds groter omvang op – als er maar eerst een begin is. De eerste stoot komt in gewone crisistijden van het opgezamelde kapitaal, dat belegging zoekt, en veel voorradige goedkope arbeidskracht en grondstoffen voorhanden vindt; of in zware depressie perioden van de goudproductie, die een van vorige verkoop onafhankelijke koopkrachtige vraag vormt. Omgekeerd in tijden van crisis, als door gebrek aan arbeidskracht en grondstoffen, door overproductie en onevenredige verdeling van de productie stilstand op enkele gebieden ontstaat; deze plant zich voort, omdat elk stilzetten van productie vermindering van vraag voor de overige productie betekent; dan zakt het gehele proces in een crisis weer tot zijn kleinste omvang ineen, waarbij maar met moeite de primitiefste behoeften van de massa’s bevredigd worden.

Het is dus geheel in overeenstemming met de innerlijke natuur van het kapitalisme, dat de ontwrichting door de oorlog tot een steeds dieper gaande crisis leidt. De productiemiddelen ontbreken, de grondstoffen ontbreken in Europa, het kapitaal is woekerkapitaal geworden; men zou moeten beginnen met het begin, maar de stoot, die de opgang zou moeten inleiden, ontbreekt. Of liever, elke stoot, elk begin van ondernemingslust en vraag stuit op zovele weerstanden van gebrek aan kolen, loonstrijd, gebrek aan markten, verkeersmoeilijkheden, onzekerheid van valuta, dat ze verlamt, voor zij zich kan voortplanten. Daar Duitsland niet kan kopen, kan Engeland niet verkopen; zo sleept de crisis op ’t vasteland de landen mee, waar de productie nog vrijwel op de been gebleven was. In Amerika liggen grondstoffen en levensmiddelen, maar Europa kan ze niet kopen door de hoge dollarkoers en de hoge transportkosten. Steeds opnieuw wordt gesproken van reusachtige kredieten van de Amerikaanse bankiers aan Europa; maar welke bank of bankcombinatie offert zijn miljarden op, al zou dit het enige middel zijn om het kapitalisme te redden? Als de kapitaalvorsten van de wereld tot een bewust-regelende daad in staat waren, dan zou het nu moeten blijken. Maar het kapitaal is een blinde kracht, die zijn meesters als blinde slaven van hun gouddorst voortjaagt. Nergens zien wij een oorzaak, die het arbeidsproces weer kan opstuwen tot normaal-kapitalistische verhoudingen. Tot steeds kleiner kringen schrompelt de maatschappelijke productie ineen. Het fonds aan voorraden wordt opgebruikt, zonder dat voor vernieuwing van de productiekrachten voor de toekomst gezorgd wordt. Gehele volkeren worden tot paupers, voorwerpen van liefdadigheid, zonder dat deze hen voor hongerdood bewaren kan. Steeds dieper zinkt de wereld in chaos en ellende.


Doof en blind staan de mensen te midden van deze ineenzinking van de maatschappij. De burgerlijke klasse en al wat onder haar invloed staat, tracht zichzelf en anderen wijs te maken, dat de communisten gereed staan om door geweld van buiten de kapitalistische maatschappij te vernietigen en door een socialistische te vervangen. Zij weet niet, dat het kapitalisme bezig is, zichzelf te vernietigen, en dat het communisme het beginsel van de enig mogelijke nieuwe opbouw is, dat de mensheid móet aangrijpen, wil zij niet met het kapitalisme te gronde gaan. Zij vervolgt de communisten en belemmert hun propaganda, in de dwaze hoop, daarmee het kapitalisme te redden, terwijl zij in werkelijkheid daarmee slechts de ellende verlengt en het herstel, de nieuwe orde zo lang mogelijk tegenhoudt. Want hoe langer de communistische orde uitblijft, hoe dieper de armoede en verwoesting, waarin de wereld verzinkt, hoe bezwaarlijker en onder hoe harder voorwaarden de nieuwe opbouw zal plaats vinden. Dit moet ook tot die arbeidersleiders gezegd worden, die menen, door de prediking van groter productie de verarming te kunnen tegenhouden en in werkelijkheid, door de doodstrijd van het kapitalisme te verlengen, deze verarming verergeren.

Dat de bezittende klasse doof en blind is voor haar naderende ondergang, is haar historisch noodlot. En de enkele financiële en politieke leiders, die het vermoeden en vooruitzien, zijn niet in staat het noodlot te keren. Daarentegen is het de historische taak van de arbeidersklasse, haar door de maatschappelijke ontwikkeling opgelegd, om de nieuwe communistische orde te grondvesten.

Maar ook de massa van de arbeiders schijnt doof en blind te zijn en staren begripsloos dit gebeuren aan. Zoals de hoop van vele sociaaldemocraten, dat het proletariaat in een maatschappij van overvloed de macht in handen zou nemen, een utopie is gebleken, zo zal ook onze hoop, dat de ondergang van het kapitalisme een communistisch geschoold en zich van zijn taak bewust proletariaat zou vinden, niet in vervulling gaan. De ineenstorting komt te snel en overvalt de mensen, vóór hun geest zich aan de nieuwe werkelijkheid heeft kunnen aanpassen. Dit betekent niet, dat zij niets zullen doen en werkloos mee te gronde zullen gaan. Het betekent, dat de politieke ontwikkeling in West-Europa en Amerika niet langs dezelfde eenvoudige en gemakkelijke weg zal loopen als bijvoorbeeld in Rusland. Oneindig veel groter moeilijkheden zijn hier te overwinnen, waar een diep gewortelde burgerlijke cultuur haast onuitroeibaar de massa’s der arbeiders ook beheerst. De weg naar het communisme zal gaan langs omwegen, onder veel weerstand en strijd, onder terugvallen in oude leuzen en ten prooi vallen aan nieuw bedrog, onder vergeefse experimenten en zware offers. Duitsland, waar de ontwikkeling het verst gevorderd is, waar de arbeiders, na Rusland, de zwaarste offers voor het communisme gebracht hebben en er nog lang niet zijn , kan enigszins als voorbeeld dienen. Maar hoe dan ook, de arbeiders zullen de weg van de kommunisten moeten volgen, de macht en de leiding van de productie in handen moeten nemen. In de strijd zelf, door de moeite, de offers, de mislukkingen zullen ze leren, sneller dan in normale tijden, want zij hebben geen keuze; de nood zal hen dwingen.

Het proletariaat moet voorwaarts, en het begin is er. Meet men het tempo der ontwikkeling met de maat van de wereldgeschiedenis en de grootheid van het doel, dan gaat het ook nu al met grote snelheid vooruit. In alle landen, in Frankrijk, Engeland, Italië, Amerika zijn communistische groepen, die zich reeds tot partijen aaneensluiten; overal heeft het denkbeeld van het Sovjet-systeem en de dictatuur van het proletariaat post gevat in de arbeidersmassa’s. Alles wijst er op, dat de arbeiders van de wereld zich niet gedachteloos en werkloos in de ondergang van het heersende productiestelsel laten meeslepen. Een jaar van grote wereldstrijd ligt voor ons.


*) Das Kapital, Band II en III. Uitvoeriger dan hier mogelijk is, hebben wij indertijd deze vraagstukken behandeld in een artikel Theoretisches zur Ursache der Krisen, Neue Zeit, 1913. (Band 31.1.).


© Hoewel de Communistische Linkerzijde in het algemeen afzag van het opeisen van kopierechten of rechten op “intellectueel eigendom” kunnen sommige publicaties onder dat recht vallen; mocht dat het geval zijn, dan is het gebruik alleen gratis voor persoonlijke raadpleging. Materiaal vrij van kopierechten, uitsluitend op voorwaarde van niet commercieel gebruik, kan vrij worden verspreid. Een verwijzing naar deze bron wordt op prijs gesteld, net als een verwittiging. Aangaande handelsgebruik kunt u contact met ons opnemen.


Compiled by Vico, 7 January 2020