Home | Contact | Links       
Antonie Pannekoek Archives


Trotski en de vakvereniging


Bron: Trotzky en de vakvereniging. – In: Spartacus, Weekblad van de Communistenbond “Spartacus”, 1947, 7de jaargang, nr.  45 en  46; transcriptie met correctie van zetfouten en lichte aanpassingen aan het tegenwoordige taalgebruik door F.C., augustus 2019; hier gecorrigeerd.


In de Tribune, orgaan van de r.c.p. (1) verschijnt een artikel van Trotsky, getiteld “De vakbeweging in de neergangsperiode van het imperialisme” (2). Wij menen goed te doen, daaraan aandacht te besteden.

Reeds wat de titel betreft moeten wij een aantekening maken. Als men de positieve krachten die de groei van het Imperialisme stuiten, niet aan kan wijzen, helpt een blij maken met het woord “neergang” niet veel. Het Imperialisme groeit nog steeds, zij het ook met ontzettende schokken en ten koste van ontzaglijke ellende.

Dit wat het opschrift betreft, dat echter niet los van de inhoud staat, want uit het hele artikel blijkt, dat T. juist met deze positieve krachten verlegen zit en daarom komt hij tot zijn restauratie-standpunt: de vakverenigingen moeten weer worden … enz. Het standpunt is zo oud als de verbureaucratisering van de vakvereniging zelf, het is na tientallen van jaren nergens gelukt deze ook maar tijdelijk een halt toe te roepen, geen enkele oppositie kon ooit iets bereiken. Dit zegt echter Trotski niets. Dat de arbeiders zelf sedert tientallen van jaren hun strijd buiten de vakvereniging om voeren, maakt ook niet de minste indruk op hem en zijn aanhangers. Het woord “wilde staking” wordt niet genoemd. Wie zou dit tegenwoordig als maatschappelijk verschijnsel nog kunnen negeren? Deze manier van het kapitaal te bestrijden is regel geworden bij de arbeiders en ook is regel geworden dit bedrijfsgewijze te doen, zoals het eens regel werd het vaksgewijs te doen uit welke strijd de vakbonden zijn ontstaan.

De maatschappelijke werkelijkheid vernietigt alle wensdromen, alle “voorkeur” of “afkeer”. Terwijl T. de houding van tegenstanders van de vakvereniging met een handig debating-trukje uit deze “afkeer” afleidt, omzeilt hij hun werkelijke argumenten, die niet steunen op hun eigen “afkeer”, maar op het afwenden van de massa’s van de vakvereniging wanneer er gestreden wordt.

Op welke maatschappelijke feiten T.’s -eigen voorkeur steunt, moeten wij nog steeds vernemen. Hij herkauwt het afgezaagde argument van “strijden waar de massa’s zijn”, want hij kan deze massa’s nu eenmaal nergens anders vinden. En dat is waar, als ze nergens anders te bereiken zouden zijn, dan zou er wel geen middel overschieten. Maar T. is zo blind omdat hij in alles het werk van leiders ziet. Hij kan zich niet herinneren, dat ook vakverenigingen zelf ontstonden in en door de strijd, niet buiten het bedrijf maar in het bedrijf op het werk en door de arbeiders zelf. De revolutionaire arbeider van die tijd wist toen heel goed waar hij zijn moest om tot organisatie van zijn strijd te komen in de strijd zelf. Zij hadden geen kant-en-klare organisatie om op te grasduinen, zij organiseerden hun strijd, en deden zo de vakvereniging ontstaan.

Trotsky wil het anders. Bij hem komt het er maar op aan de leiders, de bureaucraten van de vakbonden te vervangen door anderen, met een politiek revolutionair doel. Dit is nu eenmaal T.’s wereldbeschouwing en grond voor zijn “voorkeur”. Vervanging van de leiders dat is in alles het alfa en omega van T.’s politiek. Het hindert T. niets, dat in Rusland achterlijke verhoudingen bestonden, een overwegende zo goed als middeleeuwse boerenmassa, en de revolutie in West-Europa uitbleef. Zet mij, Trotski, en mijn medestanders aan het hoofd en wij sturen de revolutie in een andere richting. De revolutie deed echter iets anders, zij stuurde T. weg en met hem nog vele anderen. Volgens de “marxisten” van de 4de internationale heeft dit alles de boze Stalin gedaan.

Het standpunt van de Trotskisten inzake de vakvereniging moet hen noodzakelijk in conflict brengen met de strijdende massa’s. Deze zullen niet eerst wachten totdat de Trotskisten de vakvereniging hebben veroverd, maar zoals de feiten van de Russische en Duitse revolutie aantonen, eigen organen scheppen, de raden. Dit waren de natuurlijke organen van de revolutie, waar Trotski zowel als Lenin al spoedig mee in conflict kwamen, omdat zij de directieven van de partij niet op wilden volgen. Dat deze raden onder de achterlijke verhoudingen in Rusland het onderspit hadden moesten delven, achten wij waarschijnlijk. Doch was deze nederlaag groter geweest dan de nederlaag, die het Duitse en het Russische proletariaat hebben ondergaan en met hen het hele wereldproletariaat? “Dan had de reactie gezegevierd, misschien was het tsarisme teruggekeerd” roept en riep men ons toe. Maar het tsarisme met zijn Ochrana is een filantropische instelling in vergelijking met de Cheka of tegenwoordige n.k.v.d. van de bolsjewieken (3).

Nu waren de vakverenigingen nog wat anders ten tijde van de Russische en Duitse revolutie dan nu. Zo hecht zij nu aan de staat verbonden zijn, waren ze toen nog niet. Desondanks konden zij niet de organen van de revolutie worden. De vakverenigingen zijn thans een gedeelte van de staat, absoluut noodzakelijk voor zijn bestaan. Daarom ontstaan dan ook de wilde stakingen, die de vakvereniging zeer terecht beschouwt als te zijn tegen haar gericht. De arbeider moet geregeld kiezen tussen de wilde staking en de vakvereniging. Kiest hij voor de vakvereniging, dan kiest hij tegen de wilde staking en doorgaans tegen de staking als zodanig.

De Trotskist moet hier krachtens zijn standpunt tegen de wilde staking kiezen. Zijn advies is: “de weerstandskassen open, dwingt de leiders de staking te erkennen”, geeft dus in het gunstigste geval de strijd in handen van de bureaucraten. Men zal echter zeggen: “Maar intussen kan men toch proberen zelf in de leiding door te dringen, men kan toch oppositie voeren”. Van dit oppositie voeren hebben wij hier in Nederland een voorbeeld beleefd en wel bij de e.v.c. (4) In minder dan geen tijd was de hele oppositie om zeep gebracht. Er is geen denken aan, dat een oppositie iets tegen een dergelijk apparaat te weeg brengt. Maar men zou illegaal in de leiding kunnen doordringen. Wie daar eenmaal zit moet meedoen en verbureaucratiseert zelf, of wordt ontdekt. Deze Trotski is zelf nooit lid geweest een vakorganisatie in “de neergangsperiode van het imperialisme” anders zou hij misschien anders praten. Herstel van democratie in de vakbeweging. Het klinkt heel mooi, maar met de “professionals” achter de groene tafel doet een gewoon arbeider niets. Hij is een leek in het voeren van het woord, niet bedreven in debatingtruks en heeft geen schriftgeleerdheid. Het vakverenigingswetboek is een warboel voor hem, waar hij niet wijs uit kan worden zonder de hulp van een advocaat, kortom de voorwaarden voor de democratie zijn niet aanwezig, al zouden er alleen Trotski’s achter de groene tafel zitten. In het bedrijf, op de straat, in z’n eigen stakers-vergaderingen daar is hij “onder ons”, daar onder zijn gelijken durft hij zijn mond roeren, z’n mening zeggen, daar durft hij zich niet te bekommeren om zijn onkunde met die listig in elkaar gedraaide paragrafen van vakverenigingsboek en c.a.o.

Leiders van vakbonden, die wel anders zouden willen, zitten als ministers van een kapitalistische regering. Om hun machtspositie te behouden moeten ze in alles toegeven, de maatregelen, die de massa’s knechten als onschuldig of zelfs gunstig voorstellen. Nog wankeler is de positie van de goedwillende vakverenigings-leider. De staat kan hem ieder ogenblik zijn macht ontnemen, hem boete opleggen, hem gevangen nemen. Acties door de arbeiders ondernomen moeten bij hem bezorgdheid verwekken, met het oog op de middelen, die spoedig uitgeput kunnen raken. Daarom vat bij hem de neiging post om zelf de acties te bepalen en dit niet aan de arbeiders over te laten. Dit is helemaal geen slechtheid van deze leiders; hun bedoelingen kunnen de beste zijn, het is eenvoudig hun positie, die hun handelen bepaalt. Maar de “marxisten” van de richting Trotski, denken dat dit voor hen niet geldt, want zij zijn “marxisten”.

Daar de wilde staking onder eigen leiding de enige werkelijk revolutionaire staking is, waarin de wil van de massa tot uitdrukking komt, is ieder die zijn politiek niet bij dit willen aanpast alles, behalve revolutionair. De versterking van deze acties is niet ze uitleveren aan de vakvereniging, maar ze helpen tot zelfstandige organisatie te komen. Hun strijd meevoeren zonder bijbedoelingen, louter met het oog op hun belangen, de belangen van de zich verzettende arbeiders. Wie deze strijd tracht te gebruiken om in de leiding van de vakvereniging door te dringen, heeft andere bedoelingen. Die moet men dan ook wel hebben als men op het standpunt staat, dat niet de ontwikkeling en machtsuitbreiding van de wilde staking tot organen van de revolutie zullen worden, doch de vakverenigingen. Trotski en zijn aanhangers zijn van mening dat deze laatste dit zullen zijn.

“De vakverenigingen”, zegt hij, “kunnen slechts dienen als hulpinstrumenten van het imperialistische kapitalisme, ter onderwerping van de arbeiders en tot tegenwerking van de revolutie, hetzij ze integendeel instrumenten voor de revolutionaire beweging van het proletariaat worden.”

Dit noodzaakt deze revolutionairen tot een dubbelzinnig spel. Ze weten heel goed dat slechts bewegingen hen in de leiding van de vakvereniging kunnen brengen, want volgens T. moeten deze de “instrumenten voor de revolutionaire beweging van het proletariaat worden” en “wij moeten de massa’s mobiliseren tegen het totalitaire regiem binnen de vakbeweging en de leiders die dit regiem opleggen.” Waar dus de arbeiders voor hun eigen belangen in strijd gaan, is het de volgelingen van Trotski er om te doen in de leiding van de vakvereniging door te dringen. Met hun standpunt gewapend moeten zij dan ook alles doen om zelf-organisatie van de strijdende massa’s te voorkomen, want dit steekt een spaak in het wiel van hun politiek. Zij mogen met de c.p.h. (5) nog zo hard hoera roepen voor de stakingen buiten de vakvereniging om, de machtsvorming van die stakingen door zelfstandige organisatie, is hun vijandig. Beide partijen hebben andere doeleinden dan die van de stakende massa’s.

Wat ons zelf aangaat. wij kunnen ons onbelemmerd aan de machtsvorming van de zich verzettende massa’s wijden. Wij hoeven geen dubbelzinnige houding aan te nemen, en strijden mee de strijd van de massa’s, zoals die nu gestreden wordt in de vorm, die men de “wilde staking” is gaan noemen. Dit is de enige mogelijkheid van werkelijk revolutionair verzet van de massa. Mee te helpen aan het organiseren van dit verzet, er voor te waarschuwen, dat zich geen vakverenigingstendensen hierbij ontwikkelen en dat anderen het niet gebruiken voor doeleinden, die met de zelfstandige acties van het proletariaat niets hebben te maken, dit is het standpunt van Spartacus.

De beide standpunten staan onverzoenlijk tegenover elkaar, en zullen als zodanig uitgevochten worden.


Redactionele noten

1. r.c.p. (Revolutionaire Communistische Partij , trotskistische organisatie behorend tot de zogenaamde Vierde Internationale , opgericht 1945, “opgeheven” in 1952 ten gunste van intrede in de P.v.d.A. (entrisme ).

2. Op marxists.org is mogelijk een andere vertaling van deze tekst te vinden als: Trotski, De vakbonden in het tijdperk van de imperialistische ontaarding , augustus 1940.

3. Ochrana , geheime dienst van het Tsarisme; Cheka , geheime dienst in Rusland onder de bolsjewiki, 1917-1922, onder leiding van Feliks Dzerzjinski ; n.k.v.d. , opvolger van de Cheka.

4. e.v.c., Eenheids Vakcentrale . In 1944 werd in het zuiden van Nederland, toen aan de Duitse bezetting een einde was gekomen, begonnen met de oprichting van een Eenheids Vakbeweging (e.v.b.), onder andere door spoorarbeiders uit kringen van de vooroorlogse r.s.a.p.  en de daaruit voortgekomen Communistenbond “Spartacus”; later omgedoopt tot e.v.c. kwam deze organisatie steeds meer onder invloed van de c.p.n. , die een fusie met het n.v.v.  nastreefde.

5. c.p.h. (Communistische Partij Holland), tot 1935 de naam van de c.p.n.


© Hoewel de Communistische Linkerzijde in het algemeen afzag van het opeisen van kopierechten of rechten op “intellectueel eigendom” kunnen sommige publicaties onder dat recht vallen; mocht dat het geval zijn, dan is het gebruik alleen gratis voor persoonlijke raadpleging. Materiaal vrij van kopierechten, uitsluitend op voorwaarde van niet commercieel gebruik, kan vrij worden verspreid. Een verwijzing naar deze bron wordt op prijs gesteld, net als een verwittiging. Aangaande handelsgebruik kunt u contact met ons opnemen.


Compiled by Vico, 28 November 2019